Herinneringen van een Joodse weeshuisjongen

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Op 4 mei 1932 vond de opening van het nieuwe Joodse weeshuis aan de Pletterijstraat 66 plaats. Ter gelegenheid van de opening vertelde David van der Stam in de Ha’amoed-De Vuurzuil, het weekblad voor Joods Den Haag, over zijn herinneringen aan het oude weeshuis in de Raamstraat 45.

Joods weeshuis aan de Raamstraat

Het verhaal van weesjongen David van der Stam begon in 1891. David memoreerde zijn binnenkomst in het weeshuis aan de Raamstraat: “Op zesjarigen leeftijd kwam ik in het weeshuis, toen de Heer en Mevrouw Salomons ‘Vader’ en ‘Moeder’ waren. Mejuffrouw Bloemhof was linnenjuffrouw. Toen ik binnenkwam werd er direct alles gedaan om mij op mijn gemak te stellen.”

Een militair bestaan

Het echtpaar Salomons-de Jong voerde van 1876 tot mei 1897 de directie in het weeshuis. Vader Joseph Salomons regeerde het weeshuis met harde hand en gebruikte ook regelmatig zijn stok om kinderen terecht te wijzen. David merkte over de stok op: “na dien tijd door geen enkelen directeur meer gebruikt”. Ook had hij geen al te goede herinneringen aan Salomons’ hond Pollo.
“Wanneer een der kinderen ondeugend was, (iets wat in elk gezin voorkomt) en straf zou krijgen, in dit geval met de traditioneele stok van vader Salomon, en wilde wegloopen, zorgde Pollo wel dat het slachtoffer niet weg kón loopen.”
Volgens David stonden in het weeshuis vooral stiptheid en orde centraal en vertoonde het leven van de ongeveer 25 Joodse weeshuiskinderen veel gelijkenis met een militair bestaan. De hardhandige vader Salomon en zijn hond Pollo maakte hij mee tot 1897.

Hoogstwaarschijnlijk kinderen en personeel aan de achterzijde van het Joodse weeshuis aan de Raamstraat 45 - foto uit 1895, fotocollectie Haags Gemeentearchief

Hoogstwaarschijnlijk kinderen en personeel aan de achterzijde van het Joodse weeshuis aan de Raamstraat 45 –
foto uit 1895, fotocollectie Haags Gemeentearchief

Bezoek van koningin-moeder Emma en prinses Wilhelmina

Een bijzonder moment in het jonge leven van David van der Stam was het bezoek van koningin-moeder Emma en haar dochter Wilhelmina op 11 juli 1891 aan het weeshuis in de Raamstraat. Twee poppen in de kleding van de weeskinderen stonden klaar voor Wilhelmina en David mocht als jongste weeskind de prinses toespreken. Hij was er vooral aan herinnerd ‘Uwe Majesteit’ te zeggen. De kleine weesjongen was alles vergeten en toen het grote moment daar was en hij het geleerde moest opzeggen, kon David enkel uitroepen: ‘Dag juffrouw!’ en hard wegrennen. De weeshuispoppen zijn later in de grote poppenverzameling van prinses Wilhelmina terechtgekomen.

Feestdagen en gezelligheid

De opvolgers van het echtpaar Salomons-de Jong als vader en moeder van weeshuis in de Raamstraat waren Mozes Redlich en zijn vrouw Leentje Redlich-Graveur. Volgens de Joodse weeshuisjongen brak toen een veel betere tijd aan. De kinderen kregen Joodse les in het weeshuis aan de Raamstraat. De oude speelzaal werd verbouwd tot een synagoge. Vooral op de belangrijke Joodse feestdag Jom Kippoer, Grote Verzoendag, was dit volgens David een uitkomst. Hij dacht met genoegen terug aan de Sabbatavonden: “Vrijdagsavonds was het altijd zeer gezellig, na het eten werden Joodsche liederen gezongen en waren er altijd veel versnaperingen. Het was een groot huisgezin, erg leuk, ook wanneer er een nieuwe Regentes of Regent benoemd was, want dan was er meestal een extra maaltijd waarbij het zeer gezellig toeging.”

Twee poppen met de kleding zoals in Den Haag de Joodse weeshuiskinderen die tot omstreeks 1900 droegen, stonden in de regentenkamer van het weeshuis. In 1891 kreeg prinses Wilhelmina twee identieke poppen aangeboden - weekblad Ha’amoed-De Vuurzuil, 3 mei 1932

Twee poppen met de kleding zoals in Den Haag de Joodse weeshuiskinderen die tot omstreeks 1900 droegen, stonden in de regentenkamer van het weeshuis. In 1891 kreeg prinses Wilhelmina twee identieke poppen aangeboden –
weekblad Ha’amoed-De Vuurzuil, 3 mei 1932

Ook andere Joodse feestdagen zoals Pesach, de herinnering aan de uittocht uit Egypte, werden uitgebreid gevierd: “Tegen Pesachtíjd mochten wij helpen schoonmaken; wat er dan wel gebeurde begrijpt U wel, een gooien en smijten met kussens en dekens. Wij kregen veel snoep en het was zeer gezellig.”

Wanneer de weeskinderen op feestdagen naar de synagoge in de Wagenstraat liepen, stond mevrouw Van Zuiden de kinderen op te wachten. Zij was de echtgenote van de banketbakker in de Wagenstraat en moeder van Samuel van Zuiden, de vooroorlogse geschiedschrijver over Joods Den Haag. Vijfentwintig jaar na zijn vertrek uit het weeshuis glunderde David nog steeds bij de herinnering aan haar: “wij kregen dan allen een zakje bruidssuikers.”

Wandelingen en uitstapjes

Op mooie dagen maakten de weesjongens met vader Redlich lange wandelingen naar Delft, Leiden of andere plaatsen in de omgeving van Den Haag, waarbij de directeur veel over de natuur vertelde. Eenmaal per jaar gingen de kinderen een hele dag uit naar de Rotterdamse havens of zelfs naar Artis in Amsterdam.

Afschaffing van de weeshuisuniformen

Heel blij waren de weeskinderen toen eindelijk het besluit tot afschaffing van de weeshuisuniformen was genomen. Ook de beëindiging van de oude gewoonte om op de jaarlijkse algemene ledenvergadering alle weeskinderen te laten komen, is door de wezen met gejuich ontvangen. David vertelde: “dan werden wij op een rijtje gezet en mochten het verslag van den Secretaris aanhooren. De kleinen vonden dit wel leuk, vooral omdat na afloop getracteerd werd op koffie en bolussen.” De oudere kinderen vonden het echter veel te langdradig en veel te lang duren.

Vereniging van oud-verpleegden van het Israëlietisch Weeshuis te ’s-Gravenhage

Tot omstreeks 1907 woonde David van der Stam in het weeshuis. Vijftien jaar later nam hij het initiatief tot de oprichting van de ‘Vereniging van oud-verpleegden van het Israëlietisch Weeshuis te ’s-Gravenhage’, een vereniging van weeskinderen die in het Joodse weeshuis in Den Haag hadden gewoond.

—————————-
verder lezen
Het weekblad Ha’amoed-De Vuurzuil, waarin de herinneringen van David van der Stam zijn gepubliceerd, is via de website van het Haags Gemeentearchief online in te zien.

I.B. van Creveld, Het wezen van wezen. Joodse wezen in Den Haag 1850-1943. Een monument (Voorburg 2001)

Geschiedenis van de Joodse weeshuizen in Den Haag

Corien Glaudemans, ‘Herinneringen van een Joodse weeshuisjongen’, in: Den Haag Centraal (15 oktober 2015) p. 6