Onthulling herdenkingsmonument Parnassia – toespraken en herdenkingsuitgave

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Onthulling van het herdenkingsmonument aan de Nectarinestraat door rabbijn Albert Ringer en Corry van Straten –
foto Jan van der Sluis

Stephan Valk (voorzitter bestuur Parnassia Groep)

Goedemiddag, Welkom dames en heren.

Namens bestuur en collega’s van de Parnassia Groep wil ik u graag van harte welkom heten bij deze bijzondere gelegenheid.
Een bijzonder welkom, wil ik uitspreken, voor de aanwezige familieleden van slachtoffers. Wij stellen het buitengewoon op prijs dat u op onze uitnodiging bent ingegaan om deze waardevolle gelegenheid bij te wonen:

Vandaag herdenken wij vooral de moord op de Joodse slachtoffers tijden de bezetting van Nazi-Duitsland.
Daarbij staan wij stil bij de evacuaties van de andere patiënten van onze instellingen.

• Als eerste sta ik stil bij de razzia´s en de moord op de joodse slachtoffers
• Daarna besteed ik een aantal woorden aan de andere patiënten en het personeel
• En ik sluit af met de achtergronden van het monument en de introductie van de andere sprekers.

De moord op de joodse slachtoffers
Op 31 december is het 75 jaar geleden dat 97 Joodse Patiënten en onderduikers die zich bevonden in de Ramaerkliniek, gedeporteerd zijn, via Westerbork, naar de vernietigingskampen in Polen.

De Ramaerkliniek van de stichting Rosenburg bevond zich precies op de plaats waar u zich nu bevindt.

De tweede grote deportatie heeft plaatsgevonden in de nacht van 18 februari 1943. Zowel vanuit enkele klinieken op dit terrein als vanuit voormalig Bloemendaal aan de Monsterseweg

In totaal zijn er 251 mensen, enkel omdat ze van Joodse afkomst waren, gedeporteerd onder mensonwaardige omstandigheden.
Van deze 251 mensen zijn er 227 vermoord in de vernietigingskampen in Polen. Enkele mensen hebben zelf weten te ontkomen aan deze razzia’s door de instelling Rosenburg te ontvluchten.

De 251 joodse mensen waren deels als patiënt in behandeling. De anderen waren joodse mensen die hoopten door opname in de Ramaer-kliniek een veilig toevluchtsoord te vinden.
Afschuwelijke gebeurtenissen waar we aandacht aan moeten geven en die wij niet mogen vergeten.
In maart 2015 heeft Corry van Straten, onze gepensioneerde geestelijk verzorgster, haar indrukwekkende boek: Een Wereld die er niet meer is… “ gepresenteerd. Dit boek gaat over de stichtingen Rosenburg en Bloemendaal tijdens de oorlogsjaren.
Door haar onderzoek kwamen wij nadrukkelijk achter deze zwarte hoofdstukken in de geschiedenis van de Haagse ggz.
Zij heeft een uitgebreide schets gegeven van de oorlogstijd en de omstandigheden voor patiënten en personeel.

In haar boek heeft zij een centraal hoofdstuk gewijd aan de joodse patiënten en onderduikers en de razzia’s die hebben plaatsgevonden.

Tijdens haar toespraak stelde zij voor “een zichtbaar gedenkteken te plaatsen, zodat de gedeporteerde joodse mensen niet worden vergeten”. Dat is nu zover.

Wij onthullen vandaag het monument, hier vlak voor het centrum acute psychiatrie. Naast dit monument zal er op de kerk aan de Monsterseweg in januari een plaquette worden geplaatst.

De andere patiënten

Kort na de deportatie van de Joodse mensen zijn in 1943 de overige 1.200 patiënten geëvacueerd naar collega-instellingen met name in het oosten van het land.

Na de ontruiming zijn de klinieken op dit terrein zijn gebruikt voor andere instellingen uit Den Haag zoals het Juliana Kinderziekenhuis. Dit kinderziekenhuis lag in de duinen en moest worden ontruimd vanwege de bouw van de Atlantic Wall.
Ik hoop dat deze kinderen niets hebben vermoed van het vreselijke lijden dat vlak hiervoor had plaatsgevonden en “in de muren” zat van deze klinieken.

De locatie aan de Monsterseweg heeft eerst als evacuatieterrein dienst gedaan voor mensen uit Scheveningen en Zeeland. Vanaf oktober 1944 was het terrein leeg en werden er V2 rakketten afgeschoten door de Duitsers naar Engeland.

In het oosten van het land hebben de ge-evacueerde patiënten geleden onder de erbarmelijke omstandigheden waaronder zij werden verpleegd. Er waren zeer weinig middelen en voeding.
Psychiatrische instellingen kregen minder middelen dan bijvoorbeeld ziekenhuizen.
Psychiatrische patiënten werden beschouwd als 2e-rangs burgers.
Een deel van hen heeft in het oosten opnieuw moeten vluchten vanwege het oorlogsgeweld.
In het laatste jaar van de oorlog én na de bevrijding zijn veel patiënten overleden aan de gevolgen van deze slechte omstandigheden.

Onze collega’s, verpleegkundigen en artsen, hebben onder moeilijke omstandigheden moeten werken tijdens de oorlog.
Met veel inzet en moed hebben ze gedaan wat ze konden.
Echter ook blijkt uit de geschiedenis dat een aantal van onze collega’s als verraders of meelopers te betichten zijn.
Anderen konden niet anders dan meewerken met een groot bezwaar op hun hart.

Het bestuur van onze toenmalige instellingen heeft een wisselende rol gespeeld in deze afschuwelijke tijd. Wel of niet meewerken, tegenwerken, vertragen enz.
Met daarbij de dreiging wat er met de overige patiënten zou gebeuren indien er niet werd meegewerkt. Wat een tragische dilemma’s.
• Mogen wij hieruit leren wat ons te doen staat, hier in onze tijd.
• Moed om je uit te spreken en je te verzetten is ook in onze tijd van belang.
• Door bijvoorbeeld steeds zelf op te staan tegen racisme en uitsluiting.

De totstandkoming van het monument

Direct na het uitkomen van het boek van Corry zijn we gestart met de realisatie van een monument om deze tragische herinnering levend te houden.
Wij zijn dankbaar dat we een commissie konden vormen die nader historisch onderzoek heef gedaan en dit monument samen tot stand heeft gebracht.
Ook veel oud collega’s en externen hebben bouwstenen aangeleverd zodat de kennis verder kon worden gebundeld.

De benodigde geschiedkundige kennis hadden wij alleen in de vorm van dossiers in huis. De commissie heeft deze kennis letterlijk en figuurlijk uit het stof gehaald en zeer vakkundig en met betrokken wijsheid bewerkt tot het monument dat wij straks gaan onthullen.

Het historisch onderzoek heeft plaatsgevonden door Corien Glaudemans, vanuit de gemeente Den Haag én Corry van Straten.
Van alle 227 mensen van Joodse afkomst die vermoord zijn in de vernietigingskampen is nu een namenlijst beschikbaar. Dit is een schokkend en confronterend overzicht. Zoveel mogelijk nabestaanden van deze mensen zijn getraceerd.

Corry van Straten; dank je wel voor je voortdurende wil om te weten wát er zich tijdens de oorlogsjaren in Bloemendaal en Rosenburg heeft voorgedaan.
Zonder jou was er geen monument geweest.

Corien Glaudemans; dank je wel voor je professionele en hartverwarmende inzet om de laatste details van de geschiedenis toe te voegen én de namenlijst op te stellen met wat je wel en ook wat je niet wist.
Wat is dat voor jou een intensieve taak geweest.

Corien Glaudemans zal na mij spreken op de wijze waarop de lijst met namen tot stand is gekomen. Zij zal het eerste exemplaar van deze brochure overhandigen aan de wethouder Karsten Klein.
Voor iedereen is straks een exemplaar beschikbaar.

Na Corien Glaudemans zal wethouder Karsten Klein een toespraak houden vanuit de gemeente Den Haag. Dank dat u bij deze bewogen gebeurtenis aanwezig wilt zijn.

Ronny Naftaniel, wij zijn dankbaar dat jij je ook direct wilde verbinden aan onze commissie:
Als voormalig directeur van het CIDI (centrum informatie en documentatie Israel) heb jij je enorme ervaring én wijsheid ingebracht.

Dit om zo alle inbreng rond het monument de plaats te geven die het verdiende. Steeds de historische context inbrengend over zowel ons land als dat van nazi-Duitsland. Na de wethouder zullen jouw woorden klinken met als titel “nooit meer” met een indrukwekkende oproep aan ons allen.

Lid van de commissie was ook Albert Ringer al vele jaren als Rabbijn verbonden aan onze instelling. Natuurlijk wilde je meedoen aan dit monument.
Jij wist dat een groot deel van je familieleden, waaronder je grootvader was vermoord in vernietigingskampen.
Maar wie had kunnen vermoeden dat je de namen van je grootvader, twee ooms en een tante tegen zou komen op de lijsten van patiënten en onderduikers.

Als rabbijn wist jij steeds precies aan te geven waar wij rekening mee moesten houden om het monument die vorm te geven die gewenst was. Een evenwicht tussen een herinnering aan de joodse slachtoffers, maar ook het belang van een emotioneel veilig monument voor patiënten die in de war zijn en nu op het terrein verblijven.

Kenmerkend voor jou is dat je het in de reportage van TV West het als hartverwarmend noemt dat jouw verleden en je huidige werk zo met elkaar zijn verbonden.
Samen met Corry zal je straks het monument onthullen en inwijden. Diepe dank daarvoor

Het monument is bedoeld om stil te staan bij de onmenselijke omstandigheden destijds én onze vrijheid nu.
We hebben aan Merijn Bolink gevraagd de twee monumenten te ontwerpen.
Merijn, met jouw creativiteit en achtergrond ben je erin geslaagd alle wensen te verbinden.
Zoals je aangeeft moet het monument gebruikt gaan worden en daardoor tot leven komen. Juist door het levend zijn kunnen we recht doen aan de slachtoffers.

Tot slot wil ik twee collega’s, Rob Leenheer en Erica Holtheijer, bedanken voor hun inzet en betrokkenheid

Beste mensen,

Het is onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om de zorg voor het monument en haar geschiedenis te blijven dragen nu en straks!

Tegelijk is er een grote verbondenheid met ons dagelijks werk.
In ons werk met mensen met psychiatrische ziekten hoort er respect en aandacht voor de geschiedenis te zijn. Aandacht voor trauma’s die soms generaties lang kunnen doorwerken.

Ik hoop dat het monument tot nadenken gaat leiden, tot discussie en tot vragen stellen.
In onze tegenwoordige tijd en tot in de lengte der jaren erna.

Mag onze maatschappij een plaats bieden aan iedereen.

Corien Glaudemans (historicus, wetenschappelijk medewerker Haags Gemeentearchief, bestuurslid Stichting Joods Erfgoed Den Haag)

Geachte nabestaanden en verwanten van de patiënten en Joodse onderduikers die wij vandaag herdenken, medewerkers, directie en bestuur van Parnassia Groep, andere aanwezigen,

Stephan Valk noemde zojuist het boek van Corry van Straten. Tijdens het onderzoek voor dit boek sprak ik haar in 2013 en 2014 verschillende malen over Joods Den Haag in de Tweede Wereldoorlog en vertelde haar over de deportaties van de Joodse onderduikers en Joodse patiënten van de voormalige stichtingen Rosenburg en Bloemendaal. Al lange tijd was bekend dat – vooral in de Ramaer-kliniek – veel Haagse Joden ondergedoken zaten. Maar tot vorig jaar kenden wij slechts van een enkeling de naam.

In het stadhuis bij mijn werk bij het Haags Gemeentearchief ontvangen wij wekelijks vele vragen over de Tweede Wereldoorlog of over Joods Den Haag. Tijdens mijn onderzoek ter beantwoording van één van die vragen stuitte ik bij toeval op een dossier in het archief van het gemeentebestuur van Den Haag. Dit dossier draagt de archaïsche omschrijving ‘Stukken betreffende het realiseren van voorzieningen voor- en het bekostigen van de verzorging en verpleging van krankzinnigen en zenuwzieken’. Deze terminologie is natuurlijk zwaar verouderd, maar het dossier bevatte veel nieuwe informatie over de geschiedenis van de Ramaer-kliniek, in het bijzonder in relatie tot de herdenking van vandaag.

De Ramaer-kliniek kampte aan het einde van de jaren dertig met grote geldproblemen wegens een gebrek aan patiënten. Tal van oplossingen werden gezocht. Ook moest de directie van Stichting Rosenburg, waaronder de Ramaer-kliniek viel, door de negatieve exploitatiekosten vaak bij de gemeente Den Haag aankloppen om financiële steun.
Het aantal patiënten in kliniek bleef te laag. In de dagen na 14 mei 1940, na het bombardement van Rotterdam, was de Ramaer-kliniek een belangrijk opvangadres voor Rotterdamse vluchtelingen. Na hun vertrek – in juni 1940 – stonden opnieuw vele bedden leeg.
De archiefstukken in dat dossier bij het Haags Gemeentearchief verhalen ook wat er in 1942 en 1943 gebeurde.

Bij toeval vond ik in dit zeer dikke pak met archiefstukken lijsten met namen van honderden Joodse patiënten. Het waren de namen van mensen die bijna allen in het najaar van 1942 als patiënt waren ingeschreven in de Ramaer-kliniek. De meesten van hen waren echter geen patiënt, maar waren bijna allen onderduiker en hoopten via de opname in de kliniek uit de handen van de Duitse bezetter te blijven. De Joodse patiënten of beter de Joodse onderduikers betaalden voor hun verblijf in de Ramaer-kliniek of voor het verblijf in één van de andere klinieken van de Stichting Rosenburg of de Stichting Bloemendaal.
Uit de correspondentie in het dossier bij het Haags Gemeentearchief blijkt dat door de deportatie in de nacht van 31 december 1942 op 1 januari 1943 en de deportaties in de weken nadien, vele Joodse bewoners hun verblijfskosten in één van de klinieken niet hadden betaald. De boekhouders van de stichtingen Rosenburg en Bloemendaal konden de rekeningen niet innen en zonden daarom zeer gespecifieerde rekeningen aan de gemeente Den Haag.
Ik vond zeker vijf lijsten met de namen van circa 250 Joden. Een enkeling was patiënt, de meesten waren onderduiker. Samen met Corry van Straten ben ik vervolgens verder op zoek gegaan. Vaak beschikten we slechts over een voorletter met een familienaam. Maar met de hulp van onder anderen de medewerkers van de afdeling Oorlogsnazorg van het Rode Kruis, het archief van Parnassia Groep en het Haags Gemeentearchief hebben wij na zeer veel speurwerk kunnen achterhalen wie al deze mensen waren.

We weten nu wie zij waren. We kennen hun namen. De Joodse patiënten en Joodse onderduikers die de deportaties niet hebben overleefd, zijn niet meer anoniem. Hun namen zijn opgenomen in het nieuwe monument. Nu kunnen zij allen worden herdacht.

Hun namen staan ook in de speciale herdenkingsuitgave, die ik samen met Corry van Straten heb geschreven. Zij zal straks samen met Albert Ringer, een van de nabestaanden, het monument onthullen. Mede namens haar wil ik het eerste exemplaar van deze uitgave overhandigen aan wethouder Karsten Klein van de gemeente Den Haag.

Karsten Klein (wethouder van de gemeente Den Haag)

Dames en heren,

Achteraf beschouwd, bleek het gewoon in de krant te hebben gestaan.

Op maandag 3 augustus 1942 meldt de Haagse krant ‘Het Vaderland’ op de voorpagina dat de Nederlandse joden te werk gesteld zullen worden. ‘In het oosten’, zo heet het omfloerst. En aangezien de Duitse bezetters zichzelf geen barbaren willen noemen, zo staat het er, willen zij de joden toestaan dat hun gezinnen meereizen. Maar, zo eindigt de boodschap: ‘hun lot zal hard zijn’. Op dezelfde bladzijde maakt de krant melding van de geboorte van een zebra in de Haagse dierentuin, compleet met aandoenlijke foto.

Met de kennis van nu is het schokkend om zo’n krantenpagina onder ogen te krijgen. Omdat we weten wat er achter die verhullende term van ‘tewerkstelling’ schuilging: massamoord op fabrieksmatige wijze.

Twee dagen eerder waren al katholiek gedoopte Joden in Den Haag opgepakt. Een reactie van de bezetter op het protest dat kardinaal de Jong in de katholieke kerken had laten voorlezen. Halverwege augustus 1942 begon ook in onze stad het systematisch ophalen van Joodse burgers. Ze waren eenvoudigweg vogelvrij verklaard. Tussen de zomer van 1942 en het voorjaar van 1943, in nog geen negen maanden, werd bijna de gehele Joodse gemeenschap van Den Haag weggevoerd.
Een gemeenschap met een geschiedenis die terugging tot de zeventiende eeuw. Een gemeenschap die bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog de op één na grootste van Nederland was. En waarvan heel veel leden een bijdrage hadden geleverd aan de ontwikkeling van deze stad en dit land. Meer dan 12.000 Joodse Hagenaars werden het slachtoffer van de nationaalsocialistische rassenwaan.
Aanvankelijk leken de Duitsers ziekenhuizen en andere zorginstellingen met de rust te laten. Misschien om het verhaal van de tewerkstelling aannemelijker te maken? Het is dan ook niet vreemd dat veel Joden in die eerste maanden onderdoken in zorginstellingen. Ook in de toenmalige Ramaer-kliniek, de kliniek Oud-Rosenburg en bij de Stichting Bloemendaal vonden zij onderdak. En dachten er veilig te zijn. Helaas bleek dat valse hoop.

Op 31 december 1942 vond er in de Ramaer-kliniek en de kliniek Oud-Rosenburg een razzia plaats, waarbij zowel patiënten als onderduikers werden opgepakt. Het was de allereerste razzia in een zorginstelling in Nederland. In de maanden erna zouden nog verschillende razzia’s volgen in de Haagse klinieken voor geestelijke gezondheidzorg.

227 mensen die hierbij werden opgepakt en weggevoerd zouden de oorlog niet overleven. Ze werden voor het merendeel vermoord in de vernietigingskampen die de nazi’s in het bezette Polen hadden ingericht. In deze context is het bijzonder wrang te bedenken dat een groot deel van de leiding in die kampen eerder betrokken was geweest bij de moord op geestelijk handicapten in Duitsland.
Het is aan Corien Glaudemans van het Haags gemeentearchief te danken dat we nu van bijna al die 250 weggevoerde en vermoorde mensen meer weten. Waar ze geboren zijn en wanneer. Hoe lang zij in een van de klinieken hebben verbleven. Wanneer zij zijn weggevoerd en waar ze zijn vermoord. En in sommige gevallen vond Corien nog meer informatie.

Het zijn maar summiere gegevens, zou je kunnen tegenwerpen. Maar het moet een enorm werk geweest zijn om ze te achterhalen. Bovendien: zelfs de meest basale informatie geeft deze slachtoffers iets terug van hun menselijkheid. We moeten niet vergeten dat de nazi’s het erom te doen was niet alleen deze mensen te doden, maar ook elke herinnering aan ze uit te wissen. Daarom is elke informatie over deze mensen zo waardevol.

De moord op de Joodse Hagenaars is de grootste ramp die Den Haag ooit is overkomen. Wij zullen hen blijven herdenken, ook wanneer de laatste ooggetuigen van die verschrikkelijke tijd er niet meer zijn. Uit eerbied voor de slachtoffers en als waarschuwing voor ons en toekomstige generaties. Ik dank de Parnassia Groep voor de realisatie van dit monument. Een tastbare herinnering aan een misdaad die velen onvoorstelbaar leek, maar die toch gebeurde. De enige garantie dat zoiets zich nooit herhaalt, ligt besloten in onze waakzaamheid.

Ronny Naftaniel (voormalig directeur van CIDI, secretaris Stichting Joods Erfgoed Den Haag)

Toen Corien Glaudemans mij polste om te helpen bij de herdenking van de slachtoffers in de psychiatrische inrichtingen Rosenburg en Bloemendaal tijdens de Tweede Wereldoorlog, zei ik onmiddellijk ja. Maar ik had eigenlijk geen idee welk drama zich hier had afgespeeld. Dat drong pas goed tot me door toen ik het boek van Corry van Straten “een wereld die er niet meer is..” las. Goed gedocumenteerd en met veel gevoel beschreef ze de ontberingen van de patiënten en Joodse onderduikers hier in de oorlogsjaren.

Het gruwelijk lot van de Joodse onderduikers en patiënten riep bij mij herinneringen op aan de verhalen van mijn moeder over het Apeldoornsche Bosch. Dit was een inrichting voor Joodse psychiatrische patiënten. Mijn moeder was daar verpleegster. Ze was er getuige van hoe de nazi’s in de nacht van 21 op 22 januari alle patiënten en het verplegend personeel van hun bed lichtten. 1200 patiënten en 50 verpleegkundigen en doctoren werden per trein linea recta naar Auschwitz afgevoerd. Hij kwam daar twee dagen later aan. Een deel van de patiënten was toen al van uitputting, stress en dorst overleden. De nog levenden werden onmiddellijk vergast, neergeschoten of levend verbrand.

Mijn moeder behoorde tot de kleine groep verpleegkundigen, die ervoor kozen niet met de patiënten mee te gaan. Daarom werd ze apart naar Westerbork gestuurd. De zoon van de geneesheer-directeur vergezelde de patiënten wel. Er is nooit meer iets van hem vernomen. Mijn moeder heeft in die winternacht in Apeldoorn, haar eigen demente oma in een vrachtauto moeten leggen. Ze werd gestapeld op andere Joodse patiënten. Dit beeld is mijn moeder nooit meer kwijt geraakt, evenals de gedachte dat ze haar patiënten op hun zwaarste moment in de steek had gelaten. Maar die beslissing redde wel haar leven.

De Ramaer kliniek heeft de twijfelachtige eer de eerste instelling te zijn geweest, waaruit de Joden werden afgevoerd. Op oudejaars-avond 1942 werden de eerste 97 Joden opgepakt. Twee weken later zijn ze vergast in Auschwitz. In de nacht van 18/19 februari werden opnieuw 50 Joden van hun bed gelicht. Merendeels ernstig zieke patiënten. Het was hartje winter en sommigen hadden alleen maar een pyjama aan. Onder geschreeuw en getier van nazi commandant Fischer werden de mannen en vrouwen, die niet konden lopen over de perrons van het Centraal Station gesleurd en in de klaarstaande goederenwagons gesmeten. Ook zij zijn allen vermoord.

Na de eerste razzia in Den Haag zouden nog vele instellingen en klinieken, zoals het Apeldoornsche Bosch, volgen. Het doel van de nazi’s was immers alle Joden uit te roeien, ook de zieken en gehandicapten. Terugkijkend, kan je je afvragen hoe het mogelijk is, dat er in 1943 nog mensen waren die geloofden dat de razzia’s en de transporten naar het Oosten er waren om gedwongen arbeid te verrichten. Alsof baby’s, ernstig zieken, invaliden en honderdjarigen in staat waren om te werken.

Het stilstaan bij de misdaden die in 1940-1945 gepleegd werden is heel belangrijk. “Vergeet nooit” staat op het indrukwekkende monument van kunstenaar Merijn Bolink, dat zo onthuld wordt. Het monument is niet alleen een ode aan de vermoorde patiënten en onderduikers die anders vergeten zouden zijn, maar ook een krachtige waarschuwing voor het heden en een boodschap voor de toekomst. Op één van de 6 banken die om Merijns fraaie schepping heen staan, is een tekst van Nobelprijswinnaar voor de vrede en Auschwitz overlevende, Eli Wiesel gegrafeerd. Zijn woorden staan ook op de uitnodiging voor deze bijeenkomst: “Zonder geheugen zou er geen beschaving, geen maatschappij en geen toekomst zijn”. Het kan niet treffender uitgedrukt worden. Parnassia heeft met dit monument, de brochure en deze bijeenkomst de stad Den Haag een stuk van zijn geheugen teruggegeven. Daarop mogen Stephan, Rob en de andere betrokkenen bij dit project trots zijn.

De Joden, die hier 75 jaar geleden ondergedoken zaten, waren mensen, zoals u, en ik. Ze zochten tegen betaling een veilig heenkomen, omdat de nazi’s hen volstrekt rechteloos hadden verklaard. Ze waren opgejaagd wild zonder bestaansrecht. De niet-Joodse geestelijk gehandicapten moesten begin 1943 vanwege de Atlantic wal Rosenburg en Bloemendaal verlaten. Ze kwamen in overvolle locaties in plaatsen als Franeker, Zuidlaren, Wolfheze, Warnsveld en Rosmalen terecht, waar artsen en verpleegkundigen hun uiterste best deden. Dit kon niet voorkomen dat tientallen patiënten door honger, ziekte en oorlogsgeweld omkwamen.

Vreselijke gebeurtenissen, maar wat deze oorlog onderscheidde van alle andere oorlogen was het genocidale racisme van de nazi’s. Het Joodse volk en de Roma moesten vernietigd worden, omdat ze tot een minderwaardig ras zouden behoren. De Duitsers zelf waren de supermensen, edele Germanen met blauwe ogen, sportief, krachtig en gezond. En, hoewel er gelukkig ook verzet was, bleven onze toenmalige leiders, die een voorbeeldfunctie hadden moeten vervullen, vaak akelig stil over het lot van de Joden. Ook bij de stichting Rosenburg was nauwelijks protest te bespeuren toen 75 jaar geleden de eerste 97 werden afgevoerd. De toenmalige geneesheer-directeur Rademaker liet zelfs de deuren vergrendelen, zodat de onderduikers niet konden vluchten uit de Ramaer kliniek. Twee dagen later zou hij schrijven onder dwang te hebben gehandeld. Zijn tweede man, Schenk waarschuwde gelukkig nog een collega, waardoor enkele Joodse onderduikers in een Leidse inrichting konden ontsnappen.

Het gedwee gehoorzamen gold ook voor de politie, justitie, de ambtenaren, die vaak zonder morren de Duitse bevelen uitvoerden. Zo ontsloeg het juridisch geweten van ons land, de Hoge Raad der Nederlanden, zijn voorzitter, mr. Visser vanwege zijn Jood-zijn. En het waren Haagse politieagenten, die op die noodlottige oudejaarsavond het terrein van de inrichting afsloten om de deportatie van de Joden te faciliteren.

Voor dit duistere verleden bestaat gelukkig een groeiende belangstelling. Dat blijkt niet alleen uit het initiatief waarvoor we vandaag bijeen zijn, maar ook uit de vele Stolpersteine, de documentaires, boeken en speelfilms over de Tweede Wereldoorlog. Die belangstelling geldt ook jongeren. 85% van de Nederlanders houdt 2 minuten stil op 4 mei, zo blijkt uit een onderzoek van het 4 en 5 mei Comité. 8 op de 10 Nederlanders wil ook dat de Dodenherdenking in de toekomst doorgaat. En: 8 op de 10 Nederlanders wil van 5 mei een dag maken, waarop we nationaal onze vrijheid vieren. Een hoopvolle ontwikkeling.

In een wereld waar nog steeds onschuldigen het slachtoffer worden van politieke of religieuze fanatici, rassenhaat en antisemitisme niet verdwenen zijn, is het nodig dat we onze waarden van democratie, tolerantie en vrijheid hoog houden. De recente antisemitische incidenten in Malmö, Gotenburg, Berlijn en Amsterdam, waar de ruiten van een koosjer restaurant werden ingeslagen door een man die boos was op president Trump, tonen aan hoe snel de vlam weer in de pan kan slaan.

Vergeet het recente verleden dus nooit. Leer daaruit je eigen geweten te volgen, nooit meer als een kuddedier blind achter een dictator aan te lopen en toon geen haat, maar juist respect voor mensen met een andere achtergrond van welke aard dan ook. Kijk niet weg voor onrecht. Word geen toeschouwer van een drama, waarin je denkt zelf geen rol te spelen. De vele wegkijkende toeschouwers maakten het voor de nazi’s mogelijk hun genocide op het Joodse volk in Europa vrijwel zonder tegenstand uit te voeren. En dat mag NOOIT MEER gebeuren, bij niemand meer. “Wat gebeurd is, kan niet ongedaan gemaakt worden, maar men kan voorkomen dat het weer gebeurt”, schreef Anne Frank in haar Dagboek. Deze profetische woorden staan ook op één van de banken rondom het zo te onthullen monument. Ze zijn uit mijn hart gegrepen!

Download hier de publicatie De patiënten en Joodse onderduikers bij de Stichting Rosenburg (klinieken Oud-Rosenburg en Ramaer-kliniek) en bij de Stichting Bloemendaal tijdens de Tweede Wereldoorlog