Rechtsherstel voor de na de WO2 opgelegde erfpachtcanons en straatbelasting

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Joodse organisaties Den Haag blij met voorstel B&W voor rechtsherstel

De Joodse organisaties in Den Haag hebben vandaag met instemming kennis genomen van het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van Den Haag om alsnog rechtsherstel aan te bieden voor de na de Tweede Wereldoorlog immoreel opgelegde erfpachtcanons en straatbelasting.
Tijdens de oorlogsjaren onteigende de bezetter al het onroerend goed van Joden. Voor het Haagse gemeentebestuur na 1945 was deze omstandigheid echter geen reden de overlevenden te ontzien bij het navorderen van gemeentelijke heffingen over de oorlogsjaren. Deze opstelling werd ervaren als onrechtvaardig, formalistisch en vooral gericht op het spekken van de gemeentekas.

De Joodse organisaties in Den Haag, waaronder de Nederlands Israelietische Gemeente, de Liberaal Joodse Gemeente en de Stichting Joods Erfgoed Den Haag, spreken hun waardering uit voor het onderzoek dat het college van Burgemeester en Wethouders over deze donkere episode in de Haagse geschiedenis heeft laten instellen en over de geboden mogelijkheid hierop te reageren. Op basis van de gezamenlijke Joodse reactie en op advies van de ambtelijke stuurgroep die het onderzoek begeleidde, is het college van Burgemeester en Wethouders nu met voorstellen gekomen, die er op gericht zijn om alsnog zoveel mogelijk recht te doen.

De Joodse organisaties achten de door B&W aangeboden vergoeding van €2,6 miljoen een reële compensatie voor de in de jaren 1945-1950 immoreel opgelegde naheffingen van erfpacht en straatbelasting. Zij zullen, indien de gemeenteraad het voorstel goedkeurt, dit bedrag in overleg met het gemeentebestuur besteden aan het versterken van het Joodse leven in Den Haag. Bij voorrang zullen echter nabestaanden, indien ze over de nodige bewijsstukken beschikken, aanspraak kunnen maken op restitutie van de indertijd opgelegde heffingen.
In zijn brief aan de raad erkent het college van B&W dat de naoorlogse handelwijze ‘immoreel is geweest’ en wordt betreurd ‘dat niet eerder een passende wijze van erkenning, of (moreel) rechtsherstel heeft plaats gevonden.’ Ook ‘is het college van opvatting dat datgene wat is misgegaan, benoemd moet worden en datgene wat rechtgezet kan worden, moet worden rechtgezet’.

Hoewel deze woorden te laat komen voor de meeste oorlogsoverlevenden, zijn de Joodse organisaties onder de indruk van de oprechtheid, waarmee het college het immorele handelen uit het verleden wil herstellen. Dit helpt bij het verlichten van de oude wonden. Door deze opstelling van het college en hopelijk straks ook van de raad, krijgt de Joodse gemeenschap in Den Haag een impuls en voelen de Joodse organisaties zich extra gesterkt mee te bouwen aan een stad, waarin de misstanden uit het verleden nooit meer en voor niemand meer zullen voorkomen.

Den Haag, 27 februari 2017