












De families Krakauer woonden voor de oorlog in twee grote huizen naast elkaar aan de Nieuwe Duinweg 7 en 9 in Scheveningen

Nieuwe Duinweg 7-9 (foto boven ca. 1935, collectie familie Krakauer, foto beneden 2024 Corien Glaudemans)
Inleiding – De families Buchsbaum en Krakauer komen naar Nederland
De familie Buchsbaum kwam oorspronkelijk uit Galicië, thans het Poolse Nowy Sacz (ook gespeld als Neusander, Neu Sandoz, Neu-Sandetz en op nog vele andere wijzen). Daar hadden Moses (Mozes) Buchsbaum en zijn zonen een goedlopende glashandel. Na de komst naar Nederland heeft de familie Buchsbaum hun glasonderneming daar voortgezet.
Als eerste kwam in 1914 de 21-jarige Kiwe (Karl, Kive) Buchsbaum naar Nederland. Hij was de kwartiermaker voor de familie Buchsbaum-Krakauer. Kiwe was gevlucht voor het dreigende geweld van de Eerste Wereldoorlog en had angst te sneuvelen als kanonnenvoer. Aangekomen in Scheveningen vond hij onderdak in het pension van de Poolse familie Schnelling aan de Pansierstraat 5. Ook ontmoette hij daar Lea Schnelling met wie hij op 26 november 1919 in het huwelijk trad. De meeste leden van de familie Buchsbaum zijn omstreeks 1919 naar Den Haag gekomen, maar de precieze datum van aankomst is niet bekend. De familieleden zijn geregistreerd in het bevolkingsregister van Den Haag na de volkstelling van 1920-1921. In het bevolkingsregister zijn toen voor hun namen de letters VT (volkstelling) aangetekend.
De familieleden Buchsbaum
De vroegste familieleden Buchsbaum die zijn teruggevonden zijn Michael (Mechl, Mechel) Buchsbaum en Neche (Nesje, Niche, Necha) Kant. Zij woonden midden 19de eeuw in Nowy Sacz, waar Michael Buchsbaum ‘glasermeister’ was. Glasmeiser Buchsbaum sneed glas en plaatste glas in vensters en deuren.
Kinderen van Michael en Neche Buchsbaum-Kant:
– Ittel (geboren in 1857)
– Moses Buchsbaum (Nowy Sacz, 5 augustus 1860-Den Haag, 1 maart 1933)
– Rachel (1863)
– Chawe (1866)
– Samuel (1869)
– Liebe (1873, die in 1900 trouwt)
– Schmul (geboortejaar onbekend, overleden in 1899)
Neche Buchsbaum-Kant is in 1906 overleden. De kinderen van Moses Buchsbaum kenden hun grootmoeder alleen onder de voornaam ‘Nesje’. Na het overlijden van Moses Buchsbaum in Den Haag in 1933 is op zijn overlijdensakte over zijn moeder aangetekend ‘Nesje, wier familienaam de aangevers niet kenden’.
Weduwnaar Moses Buchsbaum (Nowy Sacz, 5 augustus 1860-Den Haag, 1 maart 1933) kwam op 30 januari 1925 vanuit Antwerpen naar Scheveningen. Zijn zonen en dochter woonden toen al enige jaren in Nederland. In 1886 is hij in Nowy Sacz met Glickl (Glückl) Kummer getrouwd. Zijn echtgenote is vóór 1919 gestorven. Glickl is de dochter van Esther en Kiwe Kummer, beiden wonende in Nowy Sacz.
Kinderen van Moses en Glickl Buchsbaum-Kummer:
– Frieda (Freide), Nowy Sacz, 17 januari 1887-Auschwitz, 11 februari 1944 (zij is gehuwd met Jacob Berek (Akki) Krakauer)
– Ittel Buchsbaum (dochter), Nowy Sacz op 10 februari 1889
– geboorte levenloze tweeling (twee jongens) in 1900
– levenloos kind, 1891
– naamloos kind, (geboren en overleden in 1893)
– Kiwe, Nowy Sacz, 24 juli 1893-Auschwitz, 30 september 1944
– Wolf, Nowy Sacz, 12 maart 1896, omstreeks 1936, hij is overleden aan de gevolgen van tuberculose, waarschijnlijk is hij in Caïro gestorven.
– Natan (Nathan), Nowy Sacz, 6 juli 1898-Auschwitz, 31 januari 1945
– levenloos kind, 1900
– Michael (Micha), Nowy Sacz, 10 maart 1907-Midden-Europa, 28 februari 1945

Inschrijving geboorteregister Freide Buchsbaum, 17 januari 1887 in Nowy Sacz. Het huwelijk van haar ouders had in 1886 plaatsgevonden – archief Krakau

Aantekening geboorte en besnijdenis van Michael Buchsbaum 10/17 maart 1907– archief Krakau, geboorteregister

Overlijdensakte Moses Buchsbaum, 1 maart 1933 – overlijdensregister Haags Gemeentearchief
Kiwe Buchsbaum
Kiwe Buchsbaum vestigde zich in 1914 vanuit Polen in Nederland. In 1919 verbleef hij gedurende circa een jaar in het buitenland. Op 8 november 1919 kwam hij vanuit Leipzig opnieuw naar Nederland en zocht een woning in Scheveningen.
Kiwe is op 26 november 1919 gehuwd met Lea Schnelling (Hannover, 29 mei 1893-Auschwitz, 8 oktober 1944). Lea woonde sinds 22 april 1911 in Scheveningen. Haar ouders waren de wijnhandelaar Chemja (Chenij) Schnelling (Warschau, 16 november 1853-Den Haag, 23 april 1929) en Mindla Schnelling-Grundland (Warschau, 8 december 1853-Den Haag, 28 augustus 1933). Bij zijn huwelijk had Kiwe Buchsbaum de Oostenrijkse nationaliteit. In 1924 liet hij zich naturaliseren tot Nederlander.
Kinderen van Kiwe (Kive) en Lea Buchsbaum-Schnelling:
– Gerda, Den Haag, 21 oktober 1920-Auschwitz, 8 oktober 1944. Zij huwde op 26 mei 1943 met Herbert Monasch.
– Norbert, 8 januari 1925 in Den Haag-Nice, 18 april 1998

Van voor naar achter: Norbert, Gerda, Leo, Lea, Frieda, Emil, Kiwe, Natan, 1935 – collectie familie Buchsbaum Krakauer

V.l.n.r. Jacob Krakauer, Natan Buchsbaum en Kiwe Buchsbaum, ca. 1935 – collectie familie Buchsbaum Krakauer
Natan Buchsbaum (Nowy Sacz, 6 juli 1898-Auschwitz, 31 januari 1945) huwde op 10 mei 1936 in Ramat-Gan in Palestina met Marion Ilke (Ilka) Friedländer (Berlijn,Wilmersdorf, 18 januari 1912-New York, 9 november 1998).

Marion en Natan Buchsbaum-Friedländer, ca. 1936 – collectie familie Buchsbaum Krakauer
Naturalisatie
Als Wolf, Natan en Michael omstreeks 1920 in Den Haag worden geregistreerd zijn zij zonder nationaliteit. Alleen Kiwe had de Oostenrijkse nationaliteit. De oudste broers Buchsbaum hebben zich in 1924 laten naturaliseren tot Nederlander.
Natan is genaturaliseerd tot Nederlander op 22 februari 1924 (Staatsblad 78).
Kiwe is genaturaliseerd tot Nederlander op 28 juli 1924 (Staatsblad 373).
Wolf is genaturaliseerd tot Nederlander op 28 juli 1924 (Staatsblad 373).
Michael Buchsbaum is genaturaliseerd tot Nederlander op 14 juni 1930 (Staatsblad 235).
Ook Jacob Berek Krakauer kreeg de Nederlandse nationaliteit. Hij is genaturaliseerd tot Nederlander op 23 maart 1925 (Staatsblad 88)
Wolf Buchsbaum
Wolf Buchsbaum kwam omstreeks 1921 vanuit Leipzig naar Den Haag. Hij gaat dan inwonen bij zijn zus Frieda en haar man Jacob Berek Krakauer aan de Nieuwe Duinweg 9. Wolf vertrok op 22 oktober 1929 naar Davos. Ging hij daarheen omdat hij aan tuberculose leed? Bekend is dat hij omstreeks 1936 overleden aan de gevolgen van tuberculose.
Op 24 januari 1936 wordt bij de Kamer van Koophandel door de broers van Wolf Buchsbaum opgaaf gedaan dat Wolf Buchsbaum is overleden
Michael Buchsbaum
Michael Buchsbaum verbleef van 1933 tot 1937 in Palestina. Daar trouwde hij op 18 maart 1934 in Ramat-Gan met Sofie Edith (Edith) Leistijna. Michael keerde terug naar Nederland zonder Edith. Op 9 november 1939 is in Den Haag de echtscheiding uitgesproken.

De avondpost, 26 oktober 1937, aankondiging scheiding van tafel en bed van Michael Buchsbaum en Edith Leistijna
Familie Krakauer
Op 25 november 1887 huwde Salomon Hirsch Krakauer met Jacheta Ryfka (Jachet Rifka) Schnitzler (Schnitzer, Schmitzer, Schuster). Zij woonden in Chrzanowin (Chrzanow) in Zuid-Polen.

Handtekening van Salomon Hirsch Krakauer
Salomon en Jacheta kregen in Chrzanowin twaalf kinderen:
– Jakob Berek, 20 oktober 1888-Auschwitz, 11 februari 1944
– Israel Mojzesz, 29 april 1890-Chrzanowin, 1 augustus 1891
– Frajda 10 februari 1891-Chrzanowin, 23 april 1891
– Feigla, 10 februari 1891
– Jozef, 4 januari 1894
– Tajbla, 22 september 1895
– Chana Gitla, 12 maart 1897-plaats van overlijden onbekend, na 25 augustus 1942
– Cypora, 4 maart 1899-Chrzanowin, 10 oktober 1902
– Chaim, 16 juni 1901
– Rozalia, 3 maart 1904-
– Chaja, 3 maart 1906
– David Henoch, 11 april 1909
De oudste zoon Jacob Berek Krakauer huwde op 21 januari 1912 in in Nowy Sacz met Freide (Frieda) Buchsbaum (Nowy Sacz, 17 januari 1887-Auschwitz, 11 februari 1944)
Kinderen van Jacob Berek Krakauer en Frieda Krakauer-Buchsbaum:
– Emile (Emil), Nowy Sacz, 23 januari 1913-Den Haag, 28 november 1987. Hij vertrok op 19 februari 1937 via Egypte naar Palestina. Op 26 maart 1937 kwam hij aan in Palestina. Hij verbleef tijdens de oorlog in Alexandrië en Caïro, waar hij de leiding had over een filiaal van de Buchsbaum-glashandel.
– Leo, Leipzig, 5 september 1916-Den Haag, 17 december 2000 (Leo wijzigde in 1948 zijn familienaam in Kraland)
– Herbert, Den Haag, 12 oktober 1927-Midden-Europa, 28 februari 1945
De gelovige familieleden bezochten de synagoge aan de Harstenhoekweg. Op de bovenverdieping kwamen de orthodoxe Joden bijeen en op de benedenverdieping de meer wereldse Joden, waaronder de families Krakauer en Buchsbaum.

Voormalige synagoge aan de Harstenhoekweg in 2013 – foto Corien Glaudemans
De glashandel
Al in Polen had de familie Buchsbaum een glashandel. Mechel Buksbaum, de vader van Moses Buchsbaum, staat in de Poolse akten al in de negentiende eeuw aangeduid als ‘glasermeister’.
Zijn kleinzoon Kiwe Buchsbaum starttein Nederland het nieuwe familiebedrijf ‘Gebroeders Buchsbaum, Venster- en Spiegelglas’. Tezamen met zijn broers Wolf en Natan heeft hij de ‘Firma Gebroeders Buchsbaum’ op 23 februari 1922 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Doel van de onderneming was ‘Handel in glas en alles wat daarmede in verband staat in ruimste zin’. De vestigingsplaats was het woonhuis van de familie aan de Neptunusstraat 146 in Scheveningen.

Boven: Neptunusstraat 146 in Scheveningen in 2024; onder omslag dossier Kamer van Koophandel ‘Firma Gebroeders Buchsbaum’
Bij de glashandel waren vanaf de beginjaren niet alleen de broers van Kiwe Buchsbaum betrokken, maar ook zwager Jacob Berek Krakauer. Bij binnenkomst in Nederland liet Jacob Krakauer zich omstreeks 1920 inschrijven in het Haagse bevolkingsregister als ‘makelaar in valuta’, die inschrijving wijzigde hij al snel in glashandelaar.
Slechte reclame konden de Buchsbaums niet hebben. Toen hun familienaam in 1920 in verband werd gebracht met de moord en beroving van een enorm geldbedrag door Max Buxbaum in Amsterdam plaatste de familie een advertentie in de Haagse krant De Avondpost met de mededeling dat er geen relatie bestond tussen de families Buxbaum en Buchsbaum.

Advertentie in De Avondpost – 20 augustus 1920
De inschrijving bij de Kamer van koophandel werd gewijzigd op 4 oktober 1924 in verband met de naturalisatie en de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit van de broers Buchsbaum.
In 1925 staat de glashandel ook vermeld in het adresboekje van Den Haag: ‘Buchsbaum, Gebrs., glash., Neptunusstraat 146, Sch.’. Op dat adres woonden ook vele familieleden. Toen werd er nog vanuit het woonhuis gehandeld.
Op 15 mei 1925 vond de verhuizing van het kantoor van de Neptunusstraat 146 naar de Marcelisstraat 70 plaats. Het kantoor is nu gescheiden van het woonhuis. In het volgende Haagse adresboekje van 1926-1927 staat het bedrijf van de Gebroeders Buchsbaum dan ook vermeld als gevestigd aan de Marcelisstraat 70. In deze voormalige Scheveningse bokkingrokerij had de firma een kantoor en een opslagplaats.

Woningkaart Marcelisstraat 70 in Scheveningen – kantoor Gebroeders Buchsbaum – collectie Haags Gemeentearchief
De firma Buchsbaum haalde in september 1926 de krant toen er brand uitbrak in de opslagplaats aan de Marcelisstraat in Scheveningen. Omdat het geïmporteerde glas was verzekerd, bleef de financiële schade voor de familie beperkt.

Het Vaderland, 12 september 1926 – brand in de Buchsbaum-pslagplaats in Scheveningen
Een wijziging van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel vond ook plaats op 6 november 1931. Toen lieten de broers Buchsbaum dat hun geboorteplaats niet langer bij Galicië hoorde maar bij Polen.
De zaken gingen goed, Buchsbaum was vóór de Tweede Wereldoorlog een van de grootste importeurs van vlakglas in Nederland. Met vlakglas wordt glas bedoeld zoals dat gebruikt wordt in de bouw, in kozijnen, deuren en ramen en wordt ook vensterglas genoemd.
Naar Palestina
Palestina lonkte naar de zionistische broers Buchsbaum. Natan Buchsbaum maakte plannen om ook daar een glasfabriek op te zetten. Hij startte in Haifa, daar kwam begin jaren ’30 de glasfabriek Phoenicia. Ook in Jaffa kwam de glashandel die in deze kustplaats door Michael werd bemand. De glas-importhandel van Buchsbaum strekte zich uit tot in Caïro in Egypte, waar Natans jongere broer Wolf aan de slag ging. Na de dood van Wolf vertrok Emile in 1937 naar Haifa.
Emile Krakauer in Palestina en Alexandrië
Emile Krakauer was al in zijn jeugd een fervent zionist en actief in de zionistische jeugdbeweging in Nederland. De jonge Emile was zich zeer bewust van het opkomende fascisme in Nederland en in de rest van Europa. Dat leidde tot zijn besluit zijn geboorteland te verlaten en op alijah (Hebreeuws voor emigratie) naar Palestina te gaan. Bij zijn ooms, die in Haifa de glasfabriek Phoenica hadden opgericht, kon hij in 1937 aan de slag.

Mizrachi jeugdkamp in Nederland, waaraan Emile Krakauer (zittend vooraan vierde van rechts) en andere jongeren aan deelnamen, ca. 1930 – collectie familie Krakauer

Emile Krakauer (rechts) en Michael Buchsbaum bij de Phoenicia-fabriek in Haifa, 1937 – collectie familie Krakauer
Voor de verkoop van glas bezocht Emile ook het Egyptische Alexandrië, waar hij tijdens het Joodse Puriemfeest zijn echtgenote Marie (Myriam) Lerman (Rehovot, Ottomaanse Rijk, 31 juni 1909-Den Haag, 2 juli 2011) ontmoette. Haar familie kwam oorspronkelijk uit de Oekraïne en had zich omstreeks 1900 in Rehovot gevestigd. In deze nieuwe landbouwgemeenschap bleef het gezin slechts een korte periode. Toen het Ottomaanse bestuur het plan had alle Joden terug te sturen naar het land van herkomst besloot de familie Lerman vanuit Rehovot in Palestina naar Alexandrië te vluchten. En daar woonde de familie nog steeds toen Emile naar Alexandrië kwam.
Internationale export
Eind jaren dertig importeerde en exporteerde het familiebedrijf glas en aanverwante artikelen. De import kwam uit België, Duitsland en Japan. Export was er vooral naar Zweden. In 1938 is de firma omgezet in een naamloze vennootschap en is toen op 17 december 1938 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als Gebroeders Buchsbaum NV te ’s-Gravenhage. De oude firmanaam bleef echter behouden. Eigenaren van de vennootschap waren volgens de ondernemingsverklaring van 28 november 1940 Kiwe en Nathan. Beiden waren ‘directeur-verkoper’ en hadden ieder een aandeel in de onderneming voor ƒ1000,-.
Een kantoor aan de Stationsweg 141 in Den Haag
Stationsweg 141 in Den Haag (links omstreeks 1910 foto collectie Haags Gemeentearchief), sinds 1935 kantoor van Glashandel Buchsbaum, rechts Stationsweg 141 in 2024, foto Corien Glaudemans
Het kantoor van de firma verhuisde in 1933 van de Marcelisstraat naar de Stationsweg 141 in Den Haag. In het adresboekje van Den Haag voor 1933-1934 is voor het eerst sprake dat het kantoor was gevestigd aan de Stationsweg 141. Het pand was het voormalige woonhuis van Bastiaan Hus, de oprichter van de Hus-bakkerijen en -bakkerswinkels in Den Haag.
In 1939 bedroeg de jaaromzet van de firma Buchsbaum ƒ181.936,88, waarvan de import ƒ134.321,30 bedroeg. De onderneming had toen zes medewerkers. Eén van de medewerkers was Leo Krakauer. Hij was in de zomer van 1936 als 19-jarige in het familiebedrijf aan de slag gegaan.
Waar woonden de Krakauers en de Buchbaums?
De families Buchsbaum hebben op verschillende adressen in Scheveningen en Den Haag gewoond, maar bijna 15 jaren woonden zij naast elkaar aan de Nieuwe Duinweg 7 en 9: grote woonhuizen met rondom een grote tuin en twee los van de huizen staande garages.

Nieuwe Duinweg 7 (links) en Nieuwe Duinweg 9 (achterzijde), boven ca. 1930, beneden in de achtertuin zit waarschijnlijk Moses Buchsbaum – collectie familie Buchsbaum-Krakauer
Woonadressen Moses Buchsbaum
Moses Buchsbaum vestigde zich op 30 januari 1925 vanuit Antwerpen in Den Haag. In 1919 woonde hij nog in Nowy Sacz.
– 30 januari 1925 tot 18 augustus 1926: Neptunusstraat 146 in Scheveningen (hij woonde daar in bij zijn zoon Kiwe)
– 18 augustus 1926 tot aan zijn overlijden in 1933: Nieuwe Duinweg 9 , inwoning bij zijn dochter Frieda Krakauer-Buchsbaum.
Zonen Wolf, Natan en Michael vestigden zich volgens het Haagse bevolkingsregister omstreeks 1920 vanuit Leipzig in Scheveningen. De registratie in het bevolkingsregister is pas lang na de vestiging in Den Haag (Scheveningen) gedaan. In het register staat als vestigingsdatum 1920/1921. Er waren veel vluchtelingen uit België en Oost-Europa in Den Haag. Hun registratie is bij de meesten op 1920/1921 gezet. Uit de registratie van Kiwe is duidelijk dat de jongere broers Buchsbaum omstreeks november 1919 naar Scheveningen zijn gekomen.
Woonadressen Kiwe Buchsbaum (en sinds 26 november 1919 woonadressen van Kiwe Buchsbaum en Lea Buchsbaum-Schnelling)
1914-26 augustus 1918: Pansierstraat 5 (pension van de ouders van Lea Buchsbaum)
1918-1919: Kiwe Buchsbaum verbleef een korte periode in het buitenland. Hij keerde op 8 november 1919 terug vanuit Leipzig. In Leipzig verbleven in deze tijd ook andere familieleden van Kiwe Buchsbaum.
12 november 1919 tot 26 november 1919: Van Tuyllstraat 24
26 november 1919 tot 2 februari 1920: Haagsestraat 55 (inwonend bij de ouders van Lea)
2 februari 1920 tot 27 februari 1922: Rotterdamsestraat 59
27 februari 1922 tot 18 augustus 1926: Neptunusstraat 146 (inwonend bij de ouders van Lea; ook inwonend Moses Buchsbaum en Michael Buchsbaum)
18 augustus 1926 tot 29 december 1939: Nieuwe Duinweg 7
29 december 1939 tot 1 februari 1943: Verhuizing naar een huurhuis aan de Mechelsestraat 6, omdat er geldgebrek was. De Krakauers woonden aan de Doorniksestraat 27. De achtertuinen grensden aan elkaar, de familieleden konden zo via de achtertuinen bij elkaar naar binnenlopen.
1 februari 1943 tot aan de deportatie: Stationsweg 121
Doorniksestraat 27 (links) en Mechelsestraat 6 in Scheveningen – foto’s 8 mei 2024, Corien Glaudemans
Woonadressen gezin Krakauer-Buchsbaum
1 januari 1921 tot 27 februari 1922: Van Tuyllstraat 24 (Michael Buchsbaum is inwonend)
27 februari 1922 tot 18 augustus 1926: Neptunusstraat 146 (inwonend bij de (schoon)ouders van Kiwe en Lea Buchsbaum-Schnelling; ook inwonend Kiwe en Lea Buchsbaum-Schnelling; Moses Buchsbaum en Michael Buchsbaum)
18 augustus 1926 tot 24 april 1937: Nieuwe Duinweg 9 (inwonend vader Moses Buchbaum, Wolf Buchsbaum tot 1929, Michael Buchsbaum van 1926-1933 en Natan en Marion Buchsbaum tot 1935)
24 april 1937 tot 14 december 1942: Doorniksestraat 27 (inwonend Michael Buchsbaum, van 1937 tot in de oorlog)
14 december 1942 tot 21 mei 1943: Schenkkade 232
21 mei 1943 tot aan de deportatie: Stationsweg 40a

Stationsweg 40 in Den Haag – foto Corien Glaudemans, 8 mei 2024
Woonadressen van Natan en Marion Buchsbaum-Friedländer
1926-1935: Nieuwe Duinweg 9 (bij de familie Krakauer)
Op 20 november 1935 vertrok Natan naar Palestina. Daar is hij gehuwd met Marion Friedländer. Het echtpaar keerde op 24 april 1937 terug vanuit Haifa.
Woonadressen na 1937:
24 april 1937 tot 26 januari 1938: Leuvensestraat 48
26 januari 1938 tot 10 juni 1938: Leuvensestraat 31a
10 juni 1938 tot 8 juli 1940: Belgischeplein 26
8 juli 1940 tot de deportatie in augustus 1942: Bentinckstraat 139
Woonadressen Michael Buchsbaum
1921-ca. 1925: Van Tuyllstraat 24 (inwonend bij zus Frieda Krakauer-Buchsbaum)
1925-18 augustus 1926: Neptunusstraat 146 (hij woont daar bij zijn vader en zijn broer Kiwe)
18 augustus 1926 tot 21 februari 1933: Nieuwe Duinweg 9
21 februari 1933 tot 9 september 1937: Palestina, op 9 september 1937 keerde Michael terug uit Tel Aviv
15 september 1937 tot 29 december 1939: Nieuwe Duinweg 7 (inwonend bij Frieda Krakauer-Buchsbaum)
29 december 1939 tot 16 februari 1940: Doorniksestraat 27 (inwonend bij zus Frieda Krakauer-Buchsbaum)
16 februari 1940 tot 8 juli 1940: Mechelsestraat 6
8 juli 1940 tot aan zijn vlucht in de zomer van 1942: Doorniksestraat 27

Chana Gitla Krakauer- Kazerne Dossin
Aan de Nieuwe Duinweg 7-9 woonde ook verwante Chana Gitla Krakauer (Schrzanow/ Chrzanowin (Chrzanow) in Polen, 13 maart 1897-plaats van overlijden onbekend, na 25 augustus 1942). Zij was ingeschreven als dienstbode bij de families. Chana kwam in 1926 vanuit Krakau naar Den Haag en vertrok omstreeks 1930 naar Antwerpen en huwde met David Schenker. Zij was de zus van Jacob Berek Krakauer.
Tweede Wereldoorlog
De families Buchsbaum en Krakauer moesten in de oorlog hun woonhuizen aan de Doorniksestraat en de Mechelsestraat verlaten. Zij vonden onderdak – in verzakte panden – aan de Stationsweg 119-121 in de nabijheid van hun kantoor aan de Stationsweg. De panden aan de Stationsweg 119-121 zijn omstreeks 1975 gesloopt.

In november 1940 dwong de bezetter dat ondernemers met Joodse eigenaren zich registreerden als ‘Joodse onderneming’. Ook de firma Buchsbaum moest zich registreren. –
NIOD, archief Omnia
De firma Buchsbaum hoefde in de eerste oorlogsjaren de werkzaamheden niet te staken. De glashandel had in de oorlog met de Duitse Rüstungsinspektion een contract afgesloten voor het leveren van ronde ruiten (partrijspoorten) voor de Herman Göringwerke. De Reichswerke Herman Göringwerke was 1937 tot 1945 een groot industrieel complex in Duitsland van metaalindustrie, mijnbouw en wapenproductie. De Rüstungsinspektion Niederlande is direct na de bezetting van Nederland in mei 1940 ingesteld en had tot taak Wehrmacht-orders bij de industrie uit te zetten en te zorgen voor een vlotte uitvoer daarvan.
Op basis van het contract met de Rüstungsinspektion genoot de firma Buchsbaum bescherming en was bijvoorbeeld Natan Buchsbaum vrijgesteld voor werk in een van de dwangarbeiderskampen in noordoost-Nederland.
Toen de firma als ‘Joodse onderneming’ gedwongen was de activiteiten eind 1941 te beëindigen is de leiding van het bedrijf overgedragen aan medewerker Frölich. Leo Krakauer (sinds 1948 Leo Kraland) heeft omstreeks 1975 een getuigenis afgelegd over de gebeurtenissen. Hij vertelde hoe Wim Ringeling, accountant van de Buchsbaums, in de oorlog de familie heeft geholpen. Toen de Buchsbaums zelf geen zaken meer mochten doen, kwam in overleg met Ringeling – in de keuken van zijn kantoor! – hun glashandel, nu onder de naam Prisma. Ringeling trad op als directeur en met Ringelings medewerker Frölich is de zaak zolang als mogelijk voor de Buchsbaums voortgezet. Het kantoor van de firma Buchsbaum was gevestigd aan de Stationsweg 141 en dat van Ringeling aan de Stationsweg 143.
Ringeling is op 5 oktober 1942 gearresteerd vanwege hulp aan Joden. Volgens het Weinreb-rapport is Ringeling door Friedrich Weinreb verraden. Over Weinreb hierna meer.
Het kantoorpand aan de Stationsweg 141 moesten de Buchsbaums verlaten. Daar kwam de Duitse bunkerbouworganisatie ‘Westland. Hoch- und Tiefbau’. Op 22 augustus 1945 schreef Leo Krakauer over Stationsweg 141 aan het Bureau inbeslagname van Roerende Goederen van Vijanden en Landverraders: ‘Het pand werd in 1943 door de Firma ‘Westland – Hoch und Tiefbau’ van de ANBO gekocht en met de aanwezige inboedel als kantoor gebruikt’. Het kantoor ANBO (Algemeen Nederlandsch Beheer van Onroerende Goederen) van makelaar en NSB’er Dirk Hidde de Vries taxeerde, beheerde en verkocht huizen (vooral van Joden) in opdracht van de Duitse bezetter.
ANBO verkocht het pand aan de Stationsweg 141 aan aannemer en NSB’er Harmannus Holscher, die woonachtig was aan de Regentesselaan 35 in Den Haag. Vervolgens verkocht Holscher het pand aan de Duitser A.W. Adler die directeur van ‘Westland. Hoch- und Tiefbau’ was. De laatste vluchtte op Dolle Dinsdag naar Duitsland.
Op 15 februari 1944 stuurde de nazi-organisatie Omnia aan de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen in Den Haag over de firma Gebroeders Buchsbaum N.V. het volgende bericht: ‘Volgens mondelinge meedeelingen zou deze N.V. omstreeks einde 1941 haar bedrijf gestaakt hebben’. Omnia had in september 1941 van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied dr. A. Seyss-Inquart de opdracht gekregen in Nederland zoveel mogelijk ondernemingen met een Joodse eigenaar te liquideren of er niet-Joodse bewindvoerders aan te stellen.
Nadat de onderneming definitief was geliquideerd is aan de roofbank Lippmann & Rosenthal door Omnia tweemaal een bedrag overgemaakt: ƒ6385,50 en ƒ385,50 op naam van de familie Buchsbaum. De onroerende eigendommen van de familie Buchsbaum – Stationsweg 141 in Den Haag en vijf herenhuizen aan de Johan Vermeerstraat 12, 14, 16, 18 en 20 in Heemstede – zijn door de Niederländische Grundstückverwaltung verkocht voor ƒ7929,21.
Natan Buchsbaum en Jacob Krakauer kregen in de zomer van 1942 een oproep om te vertrekken naar een werkkamp in noordoost-Nederland. Natan moest naar Oranjekamp Hijkersmilde in Drenthe en Jacob naar Beugelen, maar beiden wisten een vrijstelling te verkrijgen.
Opgelicht door Friedrich Weinreb
De families Buchsbaum en Krakauer waren goed bevriend met oplichter Friedrich Weinreb. Weinreb, een uit Polen afkomstige Chassidische Joodse econoom, groeide op in Scheveningen. Daarheen was zijn familie in 1916 vanuit Polen verhuisd. In de Tweede Wereldoorlog spiegelde hij vooral uit Polen afkomstige Scheveningse Joden voor dat hij kon helpen bij een legale ontsnappingsroute uit bezet Nederland. Tegen betaling konden zij zich bij hem laten registreren voor een veilige uittocht uit bezet Nederland, per trein zouden de geregistreerden naar Zuid-Frankrijk reizen. Weinreb beloofde dat hij via zijn Duitse contacten transport zou regelen om hen in veiligheid te brengen. Het bleek allemaal fictie.
Het echtpaar Natan en Marion Buchsbaum-Friedländer wist dit alles pas veel later en liet zich in juli 1942 op de Weinreb-lijst plaatsen. Al bij de eerste razzia in Den Haag in de avond van 22 op 23 augustus 1942 zijn zij gearresteerd. Toen een Duitse politieman in Scheveningen bij de familie Buchsbaum-Friedländer aan huis kwam weigerde Marion aanvankelijk mee te gaan, omdat haar moeder ernstig ziek was. Toen is deze Duitser naar de buren gegaan en haalde een buurvrouw om op de moeder van Marion te passen. Marion en haar man moesten alsnog naar Huis Windekind, waar de Sicherheitsdienst zetelde, en daarna naar de Academie van Beeldende Kunsten aan de Prinsessegracht. In de kunstacademie protesteerde Marion bij de beruchte Franz Fischer (‘Juden Fischer’, een van de ‘drie van Breda’) en vertelde hem dat de familie een sperre van de Rüstungsinspektion had vanwege bewapeningsopdrachten. Op de arrestatielijst stond inderdaad achter hun naam : ‘R.I.’. Er werd uitgezocht of ze konden vertrekken, dat bleek niet mogelijk omdat het laat in de nacht was en …. de schrijfmachines van de bezetter al waren opgeborgen. Fischer deelde toen aan Marion mee dat ze de terugkeer naar Den Haag maar in Westerbork moesten regelen.
Het protest bleek niet te hebben geholpen en Natan en Marion werden ondanks de sperre gedeporteerd naar Westerbork. Daar bleven ze tot 26 februari 1944.

Joodse Raad-kaart (voorzijde) Natan Buchsbaum – Arolsen Archives

Joodse Raad-kaart (achterzijde) Natan Buchsbaum – Arolsen Archives
Calmeyer-lijst
Uiteindelijk bleek niet de Rüstungssperre of de Weinreb-Sperre, maar de plaatsing van Natan Buchsbaum op de ‘Calmeyer-lijst’ ervoor te hebben gezorgd dat Natan en Marion Buchsbaum-Friedländer relatief lang in Westerbork konden blijven en pas in 1944 naar Theresienstadt werden gedeporteerd.
De zogenaamde Calmeyer-lijst was opgesteld door de Duitse jurist Hans Calmeyer. Hij moest beslissen over een vermeend ‘ariërschap’ van Joodse Nederlanders. In maart 1941 was hij in het bezette Nederland benoemd tot het hoofd van de Entscheidungsstelle. Bij twijfel over een Joodse afstamming kon bij het bureau van Calmeyer een verzoek om herziening van de registratie als Jood worden aangevraagd. Kiwe Buchsbaum die in de zomer van 1942 nog in Den Haag verbleef had zorg gedragen dat de familie op Calmeyer-lijst was geplaatst.
Volgens Norbert Buchsbaum luidde het verhaal dat naar Calmeyer was gezonden als volgt: de broers en zus Buchsbaum waren geen Joden, omdat hun vader Moses niet hun vader was, maar een ‘ariër’, die de zonen en de dochter had verwekt. Moses Buchsbaum was desondanks met Glickl (Glückl) Kummer getrouwd en had de kinderen geëcht. Volgens de rassenwetten van nazi’s waren Frieda, Kiwe, Natan, Michael en hun nakomelingen daarom niet-Joods.
Natan Buchsbaum beschikte volgens zijn Joodse Raadkaart ook nog over een Palestina-certificaat. In 1942 hadden de Duitsers besloten dat een aantal Joden zich in Palestina mocht vestigen. Zij zouden geruild worden tegen Duitsers uit Palestina. Wie in afwachting was van dit certificaat werd aanvankelijk door de Duitsers met rust gelaten. Maar ook het Palestina-certificaat heeft Natan niet kunnen redden.
De vlucht van Norbert Buchsbaum, Michael Buchsbaum en Leo Krakauer
In juli 1942 hebben Norbert Buchsbaum, Michael Buchsbaum en Leo Krakauer geprobeerd Nederland te ontvluchten. Zij kwamen niet verder dan de grens, waar zij zijn gearresteerd. Na een hardhandig verhoor door Wilhelm Stöwsand in de gevangenis van Breda en een verblijf in kamp Haaren zijn zij op 7 november 1942 gedeporteerd naar Westerbork.
Ofschoon Norbert, Micha en Leo in Westerbork binnenkwamen als strafgevallen, omdat zij hadden geprobeerd illegaal Nederland te verlaten en bij hun arrestaties geen ster droegen, werden zij in Westerbork niet behandeld als bestraften. Omdat zij alle drie op de Calmeyer-lijst stonden, waren zij vrijgesteld van een verblijf in een strafbarak en van directe deportatie. Gedurende twee jaren verbleven zij in Westerbork, tot het moment dat ook de Calmeyer-lijst voor hen geen bescherming meer bood.
Norbert verbleef in Westerbork van 7 november 1942 tot 18 januari 1944. In Westerbork werkte hij tot augustus 1943 op het bureau van de kampadministratie en daarna in de timmerwerkplaats. In januari 1944 is hij gedeporteerd transport naar Theresienstadt, waar hij opnieuw in de timmerwerkplaats werk vond.
Leo Krakauer verbleef in Westerbork tot 4 september 1944. Hij werkte in de polikliniek van Westerbork, waar hij een baan kreeg als secretaris van de chef-arts.
Natan Buchsbaum was in Westerbork zaalleider materiaalbeheerder van de kampschool.
Chana Gitla Krakauer is op 17 augustus 1942 vastgezet in Kazerne Dossin in Mechelen en op 25 augustus 1942 gedeporteerd. Mogelijk is zij op 28 augustus 1942 in Auschwitz vermoord.
Joodse Raad
Gerda Buchsbaum, de dochter van Kiwe en Lea Buchsbaum-Schnelling, is pas laat in de oorlog gedeporteerd naar Westerbork. Zij werkte aan de Nieuwe Parklaan in Villa Windekind aan de cartotheek van Den Haag in opdracht van de Joodse Raad en het Judenreferat IV B4, dit was een organisatie in Den Haag die deportatieschema’s voor de in Nederland verblijvende Joden opstelde. Gerda is aan het begin van de oorlog getrouwd met Herbert Monach (Keulen, 24 december 1920-Dachau, 4 januari 1945). Herbert was in juni 1933 samen met zijn ouders naar Nederland gevlucht. In de oorlog was hij koerier van de Joodse Raad en werkte ook aan de cartotheek. Na hun huwelijk woonden beiden in bij de ouders Greta aan de Stationsweg 121.
In opdracht van de Sicherheitsdienst verzorgden Gerda en Herbert in het huis aan de Stationsweg 121 gedurende korte perioden Joodse kinderen, die als onderduikers zonder ouders waren gevonden. Met een eerstvolgend transport vanuit Den Haag naar Westerbork werden deze kinderen dan meegezonden. Dit gebeurde opdat de kinderen niet twee tot drie weken alleen in een cel in het Oranjehotel zouden moeten zitten.
Op 3 januari 1944 is Herbert Monasch op zijn werk gearresteerd. Later die dag volgde de arrestatie van zijn vrouw Gerda en zijn schoonouders aan de Stationsweg. Johannes Krom, een van de meest beruchte medewerkers van de Documentatiedienst – de dienst van de Haagse politie die nauw betrokken was bij de arrestatie van Joden – verklaarde na de oorlog dat Monasch gevangen was gezet omdat hij Joden waarschuwde dat zij gearresteerd zouden worden. Ook Norbert Buchsbaum heeft dat na de oorlog verklaard. Uit het naoorlogse onderzoek naar de handelingen van Friedrich Weinreb bleek dat Weinreb Monasch had verraden.
Volgens de registratie van het Oranjehotel is Herbert Monasch op 4 januari 1944 in de gevangenis ingeschreven in cel 173 en op 17 januari 1944 gedeporteerd naar Westerbork. Zijn schoonvader Kiwe Buchsbaum is een dag eerder in het Oranjehotel ingeschreven, op 3 januari 1944, en is ook uitgeschreven op 17 januari 1944. Gegevens over vrouwelijke gevangenen in de Cellenbarakken zijn uit die periode niet bewaard gebleven. Volgens informatie van het Rode Kruis is ook Gerda op 17 januari 1944 naar Westerbork overgebracht. Beiden zijn de volgende dag gedeporteerd naar Theresienstadt. Op 6 oktober 1944 is Gerda gedeporteerd naar Auschwitz, waar zij op 8 oktober 1944 is vermoord. Herbert is op 10 oktober 1944 gedeporteerd naar Auschwitz en daarvandaan direct naar Dachau waar hij op 4 januari 1945 is overleden.
De ouders van Gerda, Kiwe Buchsbaum en Lea Buchsbaum-Schnelling zijn beiden op 17 januari 1944 in Westerbork aangekomen en de volgende dag naar Theresienstadt gedeporteerd. Daarvandaan is Kiwe op 28 september 1944 naar Auschwitz gedeporteerd en daar twee dagen later vermoord. Lea is op 6 oktober 1944 naar Auschwitz gedeporteerd en net als haar man twee dagen na het verlaten van Theresienstadt vermoord.

Joodse Raad-kaart Kiwe Buchsbaum – Arolsen Archives
Emile Krakauer overleefde de Tweede Wereldoorlog in het buitenland. Hij was al voor de oorlog voor de glashandel in Haifa en Egypte werkzaam en verbleef daar ook tijdens de eerste oorlogsjaren. In de oorlog sloot Emile zich in Engeland aan bij de Prinses Irene-brigade en vocht mee bij de bevrijding van Nederland. Met de Prinses Irene-brigade keerde hij in 1945 terug naar Den Haag.
Emile Krakauer en Marie Krakauer-Lerman overleefden de oorlog in het buitenland.
Na de oorlog
Leo Krakauer verbleef tot 1944 in Westerbork, daarna in de concentratiekampen Theresienstadt, Auschwitz en Friedland. Friedland was een buitenkamp van het concentratiekamp Gross-Rosen. Daar is Leo door de Russen bevrijd. Op 30 juni 1945 was hij weer terug in Den Haag. Hij woonde een aantal weken aan de Groot Hertoginnelaan 26 in afwachting van het moment dat hij het oude kantoor aan de Stationsweg 141 kon betrekken. Omnia en de Niederländische Grundstückverwaltung hadden weliswaar roerende en onroerende eigendommen van de families Buchsbaum en Krakauer geconfisqueerd en verhandeld, maar die transacties hadden na de bevrijding geen rechtskracht meer.
In het oude kantoor aan de Stationsweg 141 zat in juni 1945 nog steeds een ‘huisbewaarder’ van bunkerbouwer ‘Westland’. Leo gaf de man te verstaan zo spoedig mogelijk het familie-eigendom te verlaten en verder van hun bezittingen af te blijven. Toen bleek dat de huisbewaarder een bureau en een stoel had meegenomen, schakelde Leo Krakauer op 25 augustus 1945 het Bureau Inbeslagname van Roerende Goederen van Vijanden en Landverraders in. Bij deze organisatie stonden ook andere bureaus uit het oude Buchsbaum-kantoor aan de Stationsweg 141 opgeslagen.
Norbert Buchsbaum kwam via het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau in Gleiwitz, een buitenkamp van Auschwitz, terecht. Tijdens de dodenmars in januari 1945 verstopte hij zich in Blechhammer waar overnacht werd. Ook Blechhammer was buitenkamp van Auschwitz. Hij ontsnapte daarna lopend naar het dan al door de Russen bevrijde Polen. Via een lange omweg keerde hij terug naar Den Haag en heeft toen zijn intrek genomen in het kantoorpand van de firma Buchsbaum aan de Stationsweg 141.
De glashandel is direct na de bevrijding heropgericht. Vooral Leo Krakauer/Kraland heeft zich daarvoor ingespannen. De Militaire Commissaris voor ’s-Gravenhage e.o. stelde hem op 15 juli 1945 als bewindvoerder

Herinschrijving van Glashandel Buchsbaum bij de Kamer van Koophandel in 1945 – Nationaal archief
Ook Marion Ilke Buchsbaum-Friedländer en de dames Amelie Splitter-Rappaport en Irene Splitter-Bergholc (van de Haagse bontzaak Splitter), die uit de kampen waren teruggekeerd, trokken in bij Norbert en Leo aan de Stationsweg 141.
Via de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel kregen Norbert Buchsbaum en Marion Ilke Buchsbaum-Friedländer, de echtgenote van Natan Buchsbaum op 6 maart 1948 een uitkering voor geleden schade aan hun huisraad.
Ringeling hielp de familie Buchsbaum en Friedländer tijdens de oorlog. Hij nam ook goederen in bewaring. Met hem is na de oorlog is een juridische strijd gevoerd over de teruggave van deze spullen. Via de Raad voor Rechtsherstel kwam het uiteindelijk tot een schikking. Een antieke kast en een brandkast zijn in 1946 teruggegeven.
In 1948 hebben Norbert en Leo in het proces tegen Wilhelm Stöwsand, hoofd van de Sicherheitspolizei in Breda, een getuigenverklaring afgelegd over de slechte behandeling in de gevangenis van Breda. Na de oorlog is Stöwsand gedetineerd in het Huis van Bewaring in Den Bosch en op 5 januari 1949 veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
1946 – Een verzoek om hulp voor de glashandel
De firma Buchsbaum was in de oorlog zeer zwaar getroffen en de handel kwam in 1945 maar langzaam op gang. Leo Krakauer vroeg om hulp en schreef op 4 augustus 1946 een indringende brief aan het Nederlands Beheersinstituut:
‘Als importrice van Vlakglas konden wij in 1945, behalve voorbereidende werkzaamheden, nog geen importen plaatsvinden. In geheel Nederland werd voor 1946 geen vlakglas ingevoerd. Inmiddels ontvingen wij reeds, zowel door eigen aankopen in België, als door Regeringsaankopen in Amerika en Canada, venster- tuinders- en gegoten glaszendingen, ter distributie. Inmiddels leiden ook de getroffen voorbereidingen, zoals bezoeken aan Italië en Frankrijk, zijnde vroegere relaties der Vennootschap, tot resultaten. Een en ander geschiedde in overleg met het Rijksbureau voor Keramische Producten, Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw en van Handel en Nijverheid’.
Hij benadrukte dat hij hoopte dat de vennootschap weer kon herleven. Hij besloot zijn brief aan het Nederlands Beheersinstituut met de trieste woorden: ‘Wij willen U er nog op wijzen, dat het hier een Joodse onderneming betreft, onder bestuur, wegens afwezigheid der Directie’.
Verhuizing naar Rotterdam
Na de oorlog kreeg Emile Krakauer de leiding had over het magazijn in Rotterdam, Leo Krakauer en Norbert Buchsbaum werkten vanuit het bureau in den Haag
Toen de overlijdensdata van Kiwe, Michael en Natan Buchsbaum bekend waren, kwam aan de bewindvoering over de firma Buchsbaum door Leo Krakauer op 3 januari 1953 een einde en is de oude firma in 1957 opgeheven en een nieuwe firma opgericht. De firma Buchsbaum N.V. was toen al drie jaren voordien verhuisd naar de Rotterdamse Eemhaven.

De glashandel Buchsbaum is in 1954 verplaatst naar de Eemhaven in Rotterdam – Het Vrije Volk, 15 september 1954
Galerie Arta van Norbert Buchsbaum
Norbert Buchsbaum kwam na de oorlog in de directie van de glashandel. Tegelijkertijd richtte hij zich op zijn Vereniging Arta, die hij in 1948 in Amsterdam had opgericht. Leden van de Vereniging Arta konden tegen schappelijke prijzen grafiek kopen: een idee dat Norbert had opgedaan in Zwitserland waar een dergelijke vereniging al in 1937 was opgericht. In Den Haag opende hij omstreeks 1960 galerie ‘Arta’ aan de Stationsweg 78. De galerie verhuisde in 1964 naar de Stationsweg 143 en vier jaar later naar de Kazernestraat 58.
In 1971 besloot Norbert Buchsbaum van zijn fotografie-hobby werk te maken en werd een bekend fotograaf.
Norbert Buchsbaum is op 18 april 1998 in Nice overleden.
Emil Krakauer, directeur van de glashandel
Emil Krakauer is na de oorlog verder gegaan met de glashandel en werd directeur. Hij is op 28 november 1987 in Den Haag overleden en ligt begraven op de Joodse Begraafplaats in Wassenaar.

Overlijdensbericht Emil Krakauer – NRC, 30 november 1987
Marion (Buchsbaum-)Friedländer
Marion Ilke Buchsbaum-Friedländer, de echtgenote van de vermoorde Natan Buchsbaum, besloot naar Amerika te emigreren. Op 24 april 1947 ging zij met de SS Marine Martin vanuit Bremen naar New York. Na de oorlog is Marion hertrouwd met Hermann Günther Rathenau (1907–1963). Zij is in 1998 overleden.
Krakauer – Kraland

Wijziging familienaam Krakauer in Kraland – Nederlandse Staatscourant, 8 juni 1948
Leo Krakauer wijzigde in 1948 zijn familienaam in Kraland. Hij trouwde op 27 juli 1948 met Marcelle Klein en is toen verhuisd naar de Koninginnegracht 27. Daar heeft hij gewoond tot maart 1960 en is toen met zijn gezin vertrokken naar Wassenaar. Op 17 december 2000 is Leo Krakauer/Kraland in Den Haag overleden.
Geraadpleegde bronnen
Informatie van de families Krakauer en Buchsbaum
Ellis Island, registers van ingekomen personen
Delpher.nl, krantenwebsite van de Koninklijke Bibliotheek
https://kazernedossin.memorial/
Haags Gemeentearchief, gezinskaarten, huwelijks-en echtscheidingsakten, overlijdensakten, woningkaarten, adresboeken
NIOD, tnr. 94f, archief Omnia, inv. 4677, dossier Buchsbaum over de glashandel
Oranjehotel, registratie van gevangenen
Nationaal Archief, informatie Rode Kruis, Bedrijvenregister Kamer van Koophandel, Nederlands Beheersinstituut
Archief Krakau, Geboorte- en besnijdenisregister van de Joodse gemeente in Nowy Sącz
Arolson Archives, Joodse Raad-kaarten
Norbert Buchsbaum, Fotograaf zonder camera. Herinneringen van Norbert Buchsbaum (Amsterdam 1991)
Giltay Veth en A.J. van der Leeuw, Rapport door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie uitgebracht aan de minister van Justitie inzake de activiteiten van drs. F. Weinreb gedurende de jaren 1940-1945, in het licht van nadere gegevens bezien (Den Haag 1976)
Tweede Kamer der Staten-Generaal, Zitting 1980-1981, 12355; onderzoek naar de activiteiten van de heer Weinreb in de Duitse bezettingstijd, aanvulling op het Weinreb-rapport
B. Siertsema, Uit de diepten. Nederlandse egodocumenten over de nazi concentratiekampen (dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam 2007)
Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog – Deel 7 – Mei ’43 – juni ’44 (1e band) digitaal geraadpleegd
Onderzoek is gedaan door Corien Glaudemans en (vooral voor het Poolse deel) Sjoukje Atema