Na de brandstichting in april 1941 in de Grote Synagoge in de Wagenstraat 103 is een foto gemaakt van de verwoeste Heilige Arke (in het Hebreeuws Aron Hakodesj) in het gebouw. Bij het zien van deze foto was maar één conclusie te trekken: de kast waarin de Tora- of Wetsrollen waren opgeborgen, was reddeloos verloren. Toch klonk telkens opnieuw het verhaal dat deze Aron Hakodesj zich in Israël zou bevinden. Het was de aanleiding voor een onderzoek naar de geschiedenis van de Heilige Arke van de Grote Synagoge in de Wagenstraat en de achtergronden van deze brandstichting in april 1941.
De betekenis van de Heilige Arke binnen de Joodse religie
De Heilige Arke of Aron Hakodesj vormt het middelpunt van alle synagogen. Ze bestaat uit een losse of ingebouwde kast waarin de Tora- of Wetsrollen worden bewaard. Gebruikelijk is dat de kast in de richting van Jeruzalem is geplaatst, in de Haagse synagogen is dit tegen een muur aan de zuidoostelijke kant.
De naam Heilige Arke verwijst naar de Ark van het Verbond, die in het Heilige der Heiligen in de Tempel in Jeruzalem stond. De draagbare Ark, een kist waarin de twee stenen tafelen met daarop de Tien Geboden van Mozes bewaard werden, geldt als het allerheiligste voorwerp binnen het Jodendom.
De eerste vijf boeken van de Tenach (Joodse bijbel) zijn de vijf boeken van Mozes, die als de voornaamste basis van het Joodse geloof gelden en de vroegste geschiedenis van het Joodse volk vertellen. Op de perkamenten Torarollen zijn met de hand de vijf boeken van Mozes geschreven. ‘Tora’ betekent letterlijk leer of lering. Op elke sabbat wordt in de synagoge een gedeelte uit de Tora gelezen en in één jaar de hele Toratekst. Het slot van de Tora is voor de dag na Soekot (het Loofhuttenfeest).
De perkamenten rol wordt met een wikkel bijeengehouden en is met een mantel omkleed. De meeste Torarollen zijn versierd met een zilveren schild en een kroon of twee siertorens. Ook hangt aan de rechterzijde van de Torarol een jad, een handje om tijdens het lezen van de rollen de tekst aan te wijzen.
Tijdens de Joodse Hoge Feestdagen (tien dagen in september of oktober van Rosj Hasjana, het Joodse Nieuwjaar, tot Jom Kippoer of Grote Verzoendag, de belangrijkste dag voor gelovige Joden) hangt een wit parochet (gordijn of voorhangsel) voor de Heilige Arke.
Een eigen synagoge achter de Voldersgracht
In een vertrek op de derde verdieping van het huis ‘Salomo’s Tempel’ van de rijke juwelier Abraham (ook genaamd Chaim of Hijman) Boas aan de St. Jacobstraat in Den Haag hielden de Asjkenazische of Hoogduitse Joden vanaf 1696 hun synagogale diensten. Weldra klonken er bezwaren tegen deze huissynagoge. Voor oudere gelovigen was de klimpartij naar de derde verdieping ‘somtijts ondoenlijk’. Bovendien bleek de ruimte veel te klein. Ongeveer een-derde deel van de gemeenteleden kwam zelfs om die reden niet naar de synagoge. Ook waren de Asjkenazische Joden in Den Haag niet gelukkig met het feit dat hun gebedshuis in eigendom was van een privépersoon. Daarom gingen er onder hen stemmen op om als Joodse gemeente een eigen synagoge te bouwen. Al in 1706 dienden de Haagse parnassijns (kerkbestuurders) Bendic Israël en Jacob Levi namens een omvangrijke groep gelovigen hiertoe een rekest in bij de burgemeesters van Den Haag. Zij slaagden er echter niet in deze toestemming te krijgen. Eenzelfde verzoek van de kerkbestuurders twee jaar later kreeg evenmin een positief antwoord.
Pas vele jaren na het maken van de eerste plannen kon de bouw van een nieuwe synagoge een aanvang nemen. Uiteindelijk vond pas in 1723 de bouw en de inwijding van de synagoge aan de Brouwerssloot achter de Voldersgracht plaats. Op de plaats waar dit gebouw heeft gestaan, staat thans kledingzaak C&A.
De eerste synagoge achter de Voldersgracht was niet zichtbaar vanaf de straatkant. Het was dus een ‘schuilkerk’ zoals de kerken in de Oude Molstraat en de Juffrouw Idastraat. Dit is ongetwijfeld een voorwaarde van de schout en burgemeesters van Den Haag geweest.
Een Heilige Arke voor de nieuwe synagoge
In de synagoge kwam de – ook nu nog bestaande – eenvoudige eikenhouten onderkast van de Heilige Arke uit de huissynagoge van Abraham Boas te staan.
De welvarende Boas schonk in 1739 ook het rijk versierde bovenstuk van vuren- en eikenhout aan de nieuwe synagoge. Waarschijnlijk heeft hij voor het ontwerp Daniel Marot (1661-1752) benaderd. Deze beroemde architect ontwierp onder andere de interieurs van paleis Huis ten Bosch, de Trêveszaal op het Binnenhof en de gevel van de Portugese synagoge aan de Jan Evertstraat.
In het bovenstuk van de kast heeft Abraham Boas zijn naam (‘Chaim’) en het jaartal 1739 laten verwerken.
In de synagogale architectuur komt het vaak voor dat een jaartal in een gebeeldhouwde tekst als chronogram is opgenomen. Het jaartal op de Heilige Arke is ‘verborgen’ onder de kroon in de Hebreeuwse psalmtekst ‘U wijst mij de weg van het leven’ (psalm 16:11). In de Hebreeuwse taal kunnen letters ook cijfers aanduiden. Een aantal letters in het houtsnijwerk op de kast is bekroond met een stip. Door de getalswaarde van deze letters op te tellen, krijg je het getal 5500. Het jaartal 5500 in de Joodse kalender correspondeert met ons jaartal 1739/1740.
Vanaf 1739 had de Heilige Arke het monumentale aanzien dat wij kennen van vele foto’s uit de periode van voor de Tweede Wereldoorlog.
Grote Synagoge in de Wagenstraat
Bijna honderd jaar later verkeerde de synagoge achter de Voldersgracht niet alleen in een bouwvallige staat, maar was hij opnieuw veel te klein voor de snel groeiende Asjkenazische gemeenschap van Den Haag. Toen ook de gemeente Den Haag meldde dat het gebouw erg vervallen was, besloot de kerkeraad de knoop door te hakken en te kiezen voor nieuwbouw in de Wagenstraat naar een ontwerp van architect Arend Roodenburg, die ook huizen in het Willemspark en het stadspaleis van baron Willem D.A.M. van Brienen (het latere Hotel des Indes) aan het Lange Voorhout zou bouwen.
In de plannen voor de nieuwe synagoge aan de Wagenstraat was direct meegenomen dat de schitterende Heilige Arke zou meeverhuizen. De kerkbestuurders besloten de kast wit-met-goud te schilderen in de stijl van het nieuwe gebouw.
Op 5 september 1844 brachten gemeenteleden de Torarollen uit de Heilige Arke aan de Voldersgracht in rijtuigen naar de Wagenstraat. De volgende dag zouden gemeenteleden ze tijdens de plechtige inwijding van de Grote Synagoge met groot ceremonieel in de monumentale Heilige Arke plaatsen.
Ter gelegenheid van de inwijding ontving de Nederlands Israëlietische Gemeente (NIG) mooie cadeaus om de schoonheid van de bijzondere Heilige Arke te benadrukken. De heer I.L. Prins gaf een tapijt, dat bij de Heilige Arke kwam te liggen. Twee koperen kandelaars, die een plaats kregen vóór de Heilige Arke, waren geschenken van de heren T. en M.G. Polak Daniels. Verschillende mensen schonken parochets (parouches of voorhangels) voor de kast. Vooral het geschenk van bankier M. Lissa trok de aandacht: een wit voorhangsel gemaakt van een zeer kostbare met zilverdraad doorweven stof. Op alle belangrijke Joodse feestdagen schitterde dit voorhangsel in de Grote Synagoge.
De nieuwe kleur van de Heilige Arke was geen succes. Op 25 mei 1876 besloten de kerkeraadsleden daarom de wit-met-goud geverfde Heilige Arke van haar verf te ontdoen, zodat het hout weer zichtbaar zou zijn. Dit was ook het moment om de kast te plaatsen op een marmeren trap, die een aantal jaren eerder voor dit doel door de heer S.A. Levisson aan de synagoge was geschonken.
Op de 160 banken in de Grote Synagoge stonden evenzovele kandelaars. Deze zijn in 1869 omgesmolten en gebruikt om een hek te maken rond de marmeren verhoging.
De Heilige Arke op de voorlopige Rijksmonumentenlijst
De schoonheid van de Heilige Arke raakte ook bekend buiten de Joodse gemeenschap die de Grote Synagoge in de Wagenstraat bezocht. Op alle vooroorlogse foto’s van het synagoge-interieur staat de meer dan zeven meter hoge Heilige Arke centraal. De monumentale kast genoot nationale bekendheid. Toen aan het begin van de vorige eeuw de Nederlandse monumenten van rijkswege werden geïnventariseerd was er ook aandacht voor Joodse gebouwen en voorwerpen in Nederland. In 1915 verscheen het eerste overzicht voor Zuid-Holland. Uit deze publicatie blijkt dat de Heilige Arke was geplaatst op de ‘Voorlopige lijst der Nederlandsche monumenten van Geschiedenis en Kunst’ van Rijkscommissie voor de monumentenzorg. De monumentale kast was volgens deze lijst in de achttiende eeuw in ‘Marotstijl’ opgetrokken en een goed voorbeeld van de meubelkunst uit die tijd.
20 april 1941 – brandstichting in de synagoge
De Joodse buurt achter het Spui, waar ook de Grote Synagoge stond en sinds 1925 ook de tweede synagoge en het secretariaatsgebouw van de NIG gevestigd was, werd al direct in het eerste oorlogsjaar onveilig gemaakt door knokploegen van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) en de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP). Zij lokten onder andere vechtpartijen uit en bekladden winkels van Joodse eigenaren met antisemitische leuzen. Ook de gebouwen van de NIG in de Wagenstraat en de Nieuwe Molstraat kregen te maken met het geweld van deze lieden.
Op zondagavond 20 april, brak rond elf uur brand uit in de Grote Synagoge. Agent en verzetsman Adriën Moonen nam de volgende dag getuigenverklaringen af. Mr. Carel Benedictus van Baren (1898-1943), secretaris van de Nederlands Israëlietische Gemeente, was namens de NIG de officiële aangever van de misdaad bij de politie. Hij vertelde dat zondagochtend omstreeks half acht een dienst in de synagoge was gehouden en dat hierna Izaak Baks (1885-1943), de conciërge van de synagoge, de deuren van het gebouw en alle hekken had gesloten.
Vijf bewoners van de Wagenstraat waren ooggetuige geweest van het begin van de brand. Zij legden ook bij Moonen verklaringen af. Conciërge Baks, die naast de synagoge op huisnummer 101 woonde, vertelde dat hij omstreeks half elf hoorde rammelen aan het hek bij het voorplein. Door het raam zag hij daar vier personen staan, waarvan één riep: ‘Jan het is gebeurd’. Bijna gelijktijdig klonk een knal.
Vanuit zijn woning aan de Wagenstraat 95 had de bouwkundige Jacob Salomon (1906-1943)zicht op de achterzijde van de synagoge. Hij hoorde rond half elf stemmen bij het gebouw en besloot poolshoogte te gaan nemen. Met zijn zaklantaarn scheen hij in de richting waar hij verdachte personen meende te zien lopen. De brandstichters reageerden direct bij zien van het schijnsel uit zijn zaklamp en riepen: ‘Lichten aus, wech da’. Aan Moonen deelde Jacob mee dat hij dit goed had verstaan: ‘Zoover ik kon nagaan was het zuiver Duitsch, ik spreek zelf heel goed Duitsch’. Ook nachtwaker Arie Nugteren, die zich ten tijde van het misdrijf op het dak van bioscoop Flora aan de Wagenstraat 79 bevond, had gehoord dat er ‘Licht aus’ werd geroepen.
Jacob Salomon had vanuit zijn woning aan de Wagenstraat gezien dat helwitte vlammen ter hoogte van de ‘Heilige Arke’ uit de synagoge sloegen. Hij alarmeerde de brandweer.
Na de telefonische oproep was agent Cornelis Kiene omstreeks half twaalf ter plekke. Daar rook hij een brandlucht en zag een rode gloed uit het gebouw komen. Net als Salomons alarmeerde ook hij de brandweer, die spoedig met de motorspuit van het bureau Prinsestraat ter plaatse was. Met stralen uit twee brandslangen wisten de brandweerlieden het vuur te doven.
Op vier verschillende plaatsen had het vuur in de synagoge gewoed. De vlammen hadden een aantal houten zitbanken verwoest. De Heilige Arke was met petroleum overgoten en eveneens in brand gestoken.
Ook Torarollen, zilverwerk en het geborduurde voorhangsel gingen bij de brand verloren. Een aantal Wetsrollen van de NIG waren wel voor het vuur gespaard gebleven, omdat de koster van de NIG Anton Polak ze had verborgen in de kelder van de Nieuwe Kerk aan het Spui.
De brandstichters
Uit de brief van 10 juni 1948 van mr. M. Drielsma, secretaris van de NIG, en het rapport van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg van 10 augustus 1948 weten we dat leden van de NSNAP verantwoordelijk waren geweest voor de brandstichting in de Grote Synagoge. Deze radicale antisemitische splinterpartij probeerde de activiteiten en ideologie van de Duitse NSDAP (Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei) te kopiëren. Zij hebben samen met een Wehrmacht-soldaat of een lid van de Duitse Sicherheitsdienst op de avond van de 20ste april 1941 de 52ste geboortedag van Adolf Hitler willen uitluiden met een brand in de synagoge.
Geen bericht in de kranten
Ofschoon de kranten ook tijdens de Tweede Wereldoorlog regelmatig publiceerden over branden in Nederland, verscheen een nieuwsbericht over de misdaad in de Grote Synagoge in de Wagenstraat in geen enkele Nederlandse krant. Het is duidelijk dat de door de Duitsers gecontroleerde pers de opdracht had gekregen over de terreurdaad te zwijgen. Alleen in de illegale pers zijn berichten over de brandstichting terug te vinden.
Herdenking bij de NIG – 27 april 1941
In de vergadering van de kerkeraad van 27 april 1941 herdacht de heer S.A. Levisson, voorzitter van het kerkbestuur, de verwoesting van de Heilige Arke:
‘Op de rest van de Aroun Hakoudesj staat nog in het Hebreeuws te lezen: Weet, dat gij staat voor den Koning der Koningen. Wanneer iemand ziek is gaat men naar een dokter en wanneer de ziekte ernstig is wendt men zich tot een professor, in de hoop dat er genezing zal komen. Wij zijn als Gemeente ook tot de knapste professoren gegaan en hebben nu aan het hoofd van onze gemeente den knapsten professor [bedoeld is mr. L.E. Visser], maar weet dat boven alles staat de Meleg Malgei Hammelogiem [Melech Malchei ha-Melachim, Koning der Koningen]. Laat men steeds erkennen, dat G. [God] boven ons staat en moge het hem behagen de toestand spoedig te wijzigen. En mogen de andere volkeren, wanneer wij de geoele [verlossing] verkregen hebben, zeggen, dat wij tot zegen waren.’
De andere leden van de kerkeraad betuigden hun instemming met deze indrukwekkende woorden. Een gemeentelid, de fotograaf Jacob Bernard Hijmans, schonk een foto van de Heilige Arke, die hij had gemaakt vóór de aanslag in de Grote Synagoge.
Het herstel van de Grote Synagoge nam na de brandstichting enkele maanden in beslag. Pas op zaterdag 20 september 1941 was het gebedshuis in de Wagenstraat weer geschikt voor gebedsdiensten.
Een klein deel van de Heilige Arke had de vernieling door het vuur had overleefd. Eén foto, die de volgende dag is gemaakt, laat zien hoe groot de schade was. Maar de foto toont ook dat er fragmenten gespaard zijn gebleven, zoals onderdelen van de onderkast, en van de bovenkast een deel van de achterzijde en een klein deel van de versiering.
Ofschoon in de vergaderingen van het kerkbestuur van de Joodse gemeente al in 1941 werd gesproken bleven de restauratieplannen liggen tot na de oorlog. De restanten van de Heilige Arke vonden tot de bevrijding een veilig onderkomen bij het Haags Gemeentemuseum.
Na de zomer van 1943 was de Grote Synagoge niet meer in gebruik als gebedshuis. De Joodse bevolking van Den Haag was weggevoerd naar concentratie- en vernietigingskampen of ondergedoken. De Duitse bezetter confisqueerde de synagoge aan de Wagenstraat en maakte hiervan een opslagplaats voor meubels die de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg – Hauptarbeitsgruppe Niederlände in samenwerking met de afdeling Inventarisatie en Inbeslagneming Jodeninboedels van de Documentatiedienst van de Haagse politie had weggehaald uit de huizen van gedeporteerde Joden. In de laatste oorlogsperiode kwam er een boksschool in het gebouw.
Restauratie van de Heilige Arke
Na de bevrijding troffen de weinige Haagse Joden die uit de onderduik of de kampen waren teruggekeerd in hun synagoge een ruïne aan. Het meubilair was weggehaald en het gebouw leeggeroofd. Met gebruikmaking van meubilair uit de synagoge in de 2e De Carpentierstraat wist het nieuwe bestuur van de NIG het gebouw weer enigszins leefbaar te maken. Op 3 september 1945 namen de gemeenteleden de Grote Synagoge met een plechtige bijeenkomst opnieuw in gebruik.
Veel bezittingen waren verdwenen, maar Torarollen en rituele voorwerpen die onder andere in Amsterdam en in Den Haag in de Nieuwe Kerk en bij het Haags Gemeentearchief waren verborgen, keerden terug naar de NIG. De schamele restanten van de oude Aron Hakodesj kwamen tevoorschijn uit de kelders van het Haags Gemeentemuseum. Dat de Heilige Arke op deze wijze onbruikbaar was, was voor de Joodse gemeenteleden duidelijk. In de synagoge kwam een eenvoudige kast als plaatsvervanger.
Al in 1947 kwamen opnieuw plannen tot reconstructie van de verwoeste Heilige Arke op tafel. Het kerkbestuur kreeg steun van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg.
Gerrit de Hilster, een Haagse specialist in het restaureren van de antieke meubels, kreeg de opdracht met de gespaard gebleven restanten van de Heilige Arke voor de Grote Synagoge in de Wagenstraat een replica van de kast te maken. Meer dan een jaar was hij bezig om deze opdracht uit te voeren. In heel Nederland zocht De Hilster naar eikenhout uit het begin van de achttiende eeuw ter vervanging van de verwoeste onderdelen van de kast. In zijn correspondentie met Monumentenzorg schreef hij dat het vinden van het geschikte hout hem de meeste tijd had gekost. Voor het schrijnwerk en het beeldhouwwerk trok hij twee medewerkers aan. In de werkplaats van De Hilster aan de Beeklaan 85 in Den Haag is vervolgens met gebruikmaking van de niet verbrande onderdelen in circa een jaar tijd een nieuwe Heilige Arke gemaakt.
Op 2 juni 1949 vond de herinwijding van de gerestaureerde Grote Synagoge plaats. Het gebouw was versierd met bloemen. Een ereplaats gold de Heilige Arke. De voorzitter van het Kerkbestuur I. Zadoks hield een welkomstrede, daarna droegen gemeenteleden onder het zingen van psalmen de Torarollen de synagoge binnen en plaatsten ze in de uit de as herrezen Heilige Arke.
Sluiting van de Grote Synagoge
Vanaf midden jaren zestig klonken er bezwaren binnen de NIG over de handhaving van de Grote Synagoge. Een groot aantal synagogen, zoals die aan de 2e De Carpentierstraat en de Havenkade was al gesloten met de gedachte dat dit de positie van de hoofdsynagoge in de Wagenstraat zou versterken. Veel gemeenteleden woonden evenwel in Mariahoeve en het Bezuidenhout en klaagden over de grote afstand tussen hun woonhuis en de Wagenstraat. De synagoge aan de Wagenstraat trok nauwelijks Joodse gemeenteleden. Het liefst wilde het kerkbestuur het gebouw afstoten en een nieuwe gebedsruimte aan de oostkant van Den Haag kopen.
De Grote Synagoge diende nog tot 1975 als gebedshuis van de NIG. In de zomer van 1979 bezetten ongeveer vijftig Turken, die op zoek waren naar een eigen gebedsruimte, het leegstaande gebouw, dat inmiddels door de gemeente Den Haag van de NIG was gekocht. Drie jaar later kreeg de Turks- Islamitische Vereniging het pand in eigendom waarna zij het verbouwde tot de Mescid-i Aksa’ moskee. De minaretten werden in april 1987 bij de voormalige synagoge geplaatst.
Heilige Arke naar het Joods Historisch Museum
Na de sluiting van de Grote Synagoge is een belangrijk deel van de inventaris met toestemming van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg overgebracht naar de gerestaureerde synagoge in Leiden. Oude Torarollen, die nog afkomstig waren uit de achttiende-eeuwse synagoge aan de Voldersgracht, en een aantal religieuze voorwerpen werden overgebracht naar de nieuwe synagoge ‘Adas Jessurun’ (Gemeente van Israël) aan de Cornelis Houtmanstraat.
Voor de Heilige Arke vond men geen passende bestemming. Daarom is de kast in 1976 in bruikleen gegeven aan het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Tot 1993 bleef de Heilige Arke in losse genummerde delen opgeslagen liggen op de zolder van het museum.
Een nieuw leven voor de Heilige Arke in Jeruzalem
Eind jaren tachtig besloten Moshe Moskovits en Aron Colthof, twee naar Israël geëmigreerde Nederlanders, in de wijk Har Nof in noordwest-Jeruzalem een nieuwe synagoge te bouwen, die al snel naar de initiatiefnemers de bijnaam ‘the Dutch shul’, de Nederlandse synagoge, kreeg. Hun plannen vonden bijval, ook uit Nederland kwam financiële steun, en uiteindelijk kon in 1989 in de straat Ha-Rav Schaulzon het nieuwe witte gebedshuis, opgetrokken uit ‘Jerusalem stone’, worden ingezegend.
Voor de inrichting van het gebouw besloot Moshe Moskovits een bedeltocht langs Joodse kerkbesturen in Nederland te maken met de vraag: ‘Hebben jullie iets voor onze sjoel?’ Veel Joodse kerkbesturen schonken daarop voorwerpen als een Torakroon, een schild of een zilveren jad. Het grootste geschenk kwam evenwel van de NIG in Den Haag. Het kerkbestuur was bereid de gerestaureerde Heilige Arke, die al meer dan vijftien jaar in Amsterdam opgeslagen lag in het Joods Historisch Museum, in eigendom over te dragen aan de synagoge in Jeruzalem.
Op de museumzolder trof Moskovits een grote stapel genummerde onderdelen aan, die alle toebehoorden aan de Heilige Arke uit de Wagenstraat. Ook hoorde hij dat de meer dan zeven meter hoge kast nooit in het museum zou worden geplaatst. In de nieuwe synagoge zou de arke evenwel het stralende middelpunt zijn. Ook de andere gemeenteleden van de Bet Ezriël-synagoge reageerden opgetogen bij het horen van het aanbod van de NIG. De Haagse Heilige Arke was meer dan welkom in hun gebedshuis in Jeruzalem.
Een gemeentelid was bereid de kosten te dragen voor het transport van de kast in een vrachtvliegtuig van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al. Begin 1993 werden de circa 1600 kilo wegende kastonderdelen in twee enorme kisten naar Israël overgevlogen. De unieke Heilige Arke uit Den Haag is vervolgens in Israël onder leiding van Elize van Zuiden gerestaureerd en nu aan een nieuw leven in Jeruzalem begonnen.
Met dank aan rabbijn Marianne van Praag, rabbijn Shmuel Katzmann, Robert Kiek en Moshe Moskevits.
Verder lezen
Corien Glaudemans, ‘Op zoek naar de Ark. De geschiedenis van de Heilige Arke of Aron Hakodesj van de Grote Synagoge in de Wagenstraat’, in: Jaarboek 2015 van de Geschiedkundige Vereniging Die Haghe (2015) p. 127-151.