Francesco Lopes Suasso (ca. 1657 –1710), een Joodse baron in Den Haag

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail
Portret van Francesco Lopes Suasso ca. 1690 - collectie Joods Historisch Museum

Portret van Francesco Lopes Suasso ca. 1690 –
collectie Joods Historisch Museum

Baron Francesco Lopes Suasso (Amsterdam ca. 1657 – Den Haag 21 april 1710), was een Portugees-Joodse bankier in Den Haag en een van de rijkste inwoners van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Zijn vader Don Antonio was dankzij de diplomatieke diensten die hij aan de Spaanse koning had bewezen verheven tot baron.

Marranen

Francesco Lopes Suasso – in verschillende publicaties ook onjuist aangeduid als Francesco Lopes de Liz – werd omstreeks 1657 geboren als eerste zoon van Antonio Lopes Suasso (1614-1685) en Rachel (Violante) de Pinto. Zowel de Suasso’s als de De Pinto’s waren oude, vermogende Sefardische of Portugees-Joodse families.
De Suasso’s van het Iberisch schiereiland waren zogenoemde ‘marranen’, dat wil zeggen dat zij Joden waren die zich tot het christendom hadden bekeerd onder druk van de rooms-katholieke inquisitie, de kerkelijke rechtbank die religieus andersdenkenden vervolgde.
Nadat de Sefardische joden uit Spanje en Portugal waren verdreven, vestigden zij zich veelal in handelssteden als Londen, Hamburg, Antwerpen en vanaf ca. 1600 ook in Amsterdam en Den Haag. De grootvader van Franceso Lopes Suasso woonde in Lissabon. Zijn vader verhuisde naar Bordeaux, vervolgens naar Antwerpen en Amsterdam, om uiteindelijk in Den Haag terecht te komen.

Sefardische Joden in Den Haag

Hagenaars keken waarschijnlijk verbaasd naar de ‘vreemde luyden’, zoals de Sefardische Joden in bronnen werden aangeduid. Velen hadden een mediterraan uiterlijk, spraken met brede gebaren in een andere taal en hadden een godsdienst waarvan men alleen de naam kende.
De familie Lopes Suasso keerde na de komst in Nederland tot het jodendom terug en vestigde zich aan het einde van de zeventiende eeuw in Den Haag. Francesco’s vader Don Antonio kwam naar Nederland om te trouwen met Rachel de Pinto. Zijn nakomelingen kregen bestuursfuncties in Portugees-Joodse gemeenten in Nederland. Uit onderzoek van Marianka van Lunteren-Spanjaard en Joep Wijnberg-Stroz is gebleken dat zij waarschijnlijk een kosjere huishouding voerden en tal van Joodse religieuze voorwerpen in huis hadden.

Adel
Don Antonio Lopes Suasso, was een vermogende bankier. Vanwege de diplomatieke diensten die hij aan de Spaanse koning Karel II van Spanje had bewezen, verhief deze hem op 3 januari 1676 tot baron van Avernas le Gras. Speciaal voor hem werd deze Brabantse plaats in 1676 tot baronie verheven. Nu ligt Avernas le Gras in België en draagt de naam Cras-Avernas.
Twee jongere broers van Antonio, Don Diego en Don Jeronimo, waren aan het Franse hof verbonden als geneesheren van de Franse koning Lodewijk XIV.

Huwelijken en kinderen

Binnen de rijke Sefardische gemeenschap in Noord-Europa was duidelijk sprake van huwelijkspolitiek. Huwelijken vonden plaats binnen het netwerk van vooraanstaande Portugees-Joodse families en waren bedoeld om het kapitaal binnen de families te houden. Eind achttiende eeuw waren er drie Portugees-Joodse bankiers in Noord-Europa actief, namelijk: Manuel Teixeira, Antonio Lopes Suasso en de familie De Pinto. Leden van deze families traden met elkaar in het huwelijk. De trouwpartijen hadden duidelijke zakelijke kanten. Het geld bleef binnen de familie.
Het sociale leven in Den Haag zal zich waarschijnlijk hebben afgespeeld binnen de Joodse kring van (aangetrouwde) familieleden. Door deze huwelijken waren er in de sterke banden tussen de families Texeira, De Pinto, Lopes Suasso en Pereira.

Francesco huwde tweemaal. Het eerste huwelijk was met Judith Teixeira (Hamburg ca. 1660 – Den Haag 1689) en werd in 1682 in Hamburg gesloten. Zij was de dochter van bankier Manuel Teixeira. Uit het huwelijk van Francesco en Judith zijn geen kinderen geboren.

Zijn tweede huwelijk was met Leonara da Costa (1669-1743) en vond plaats op 23 februari 1694 in Den Haag. Met haar kreeg hij tien kinderen:
1 Antonio (Isaac Israël)(Den Haag 28 december 1695 – Den Haag 5 oktober 1775)
2 Alvaro (Jacob) (Den Haag 1696 – Den Haag 1751/1752)
3 Manuel (Den Haag 1698 – Den Haag 1773)
4 Pedro (Den Haag 1700 – Amsterdam 26 december 1742)
5 Leonora (Den Haag 1701 – Den Haag 16 januari 1754)
6 Jeromino(Aron Israël) (Den Haag 1702 – Den Haag 29 november 1740)
7 David (Den Haag 1703 – Den Haag 1705)
8 Sara (Den Haag 1706 – Den Haag 11 juni 1767)
9 Hanna (Den Haag 1708 – Den Haag 25 juni 1721)
10 Francesco (Den Haag 1710 – Den Haag 23 juni 1770), na dood van zijn vader geboren

Korte Voorhout gezien vanaf de Bosbrug, aan de linkerzijde stond het woonhuis van de familie Lopes Suasso, ca. 1700 - collectie Haags Gemeentearchief

Korte Voorhout gezien vanaf de Bosbrug, aan de linkerzijde stond het woonhuis van de familie Lopes Suasso, ca. 1700 –
collectie Haags Gemeentearchief

Woonhuis aan het Korte Voorhout en een buiten aan de Vliet

In 1685 kocht Francesco een woning aan de Juffrouw Idastraat. Zeven jaar later verhuisde de familie naar het Korte Voorhout 11. Hier had de rijke Francesco voor ƒ27000,- het grote woonhuis gekocht, waar oorspronkelijk Maarten Tromp woonde. Dit pand oogde als een waar stadspaleis en gold als het mooiste woonhuis aan het Voorhout. Aan het einde van de negentiende eeuw woonde prins Frederik (1771-1881, broer van koning Willem II) op deze plek en in 1900 kwam daar het Gerechtshof en de Arrondissementsrechtbank van Den Haag. Tijdens het bombardement op 3 maart 1945 is het gebouw verwoest. Thans is hier het Ministerie van Financiën gevestigd.
Behalve de paleisachtige woning aan het Korte Voorhout bezat Francesco Lopes Suasso ook het buiten Zijdervliet aan het Oosteinde in Voorburg, dat hij in 1688 had aangekocht. Bij dit huis – met fraaie behangsels, schilderijen en beelden – hoorden ook een speelhuis, een tuin met bloempotten en een boomgaard.

Bankier en financier van vorsten

Net als zijn vader Antonio was Francesco Lopes Suasso eveneens geldschieter van de koning van Spanje. Hij steunde met enige regelmaat koning Karel II van Spanje financieel in zijn strijd tegen de Franse koning. Ook leende hij geld aan stadhouder Willem III, onder meer voor de financiering van de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en gaf financiële bijstand aan Willem III toen hij de Engelse kroon van zijn schoonvader wilde opeisen. De overtocht van Willem III naar Engeland steunde Francesco met een bedrag van anderhalf miljoen gulden (ca. 17 miljoen euro thans).
Willem III was zijn Joodse geldschieters dankbaar. Constantijn Huygens merkte in zijn journaal jaloers op dat de Joodse geldschieters wel erg prominent aanwezig waren in de eerste volgboot bij de oversteek van de stadhouder van de Republiek naar Engeland.

De belangrijke financiers van stadhouder Willem III waren Portugese Joden die goede contacten met het hof en de regeringsorganen hadden, zoals Antonio Lopes Suasso en zijn zoon Francesco. Ook Salomon de Medina en Jacob Pereira uit Den Haag gaven veel geld aan de stadhouder voor zijn ‘Glorious Revolution’. Jacob Pereira woonde ook aan het Korte Voorhout. Op deze plaats staat nu de Koninklijke Schouwburg. Om de hoek aan de Prinsessegracht 23 (thans het KIVI-gebouw) bezat Salomon de Medina een fraaie woning. Bij hem kwam Willem III kwam geregeld thuis. De vorst verleende hem in 1700 in Engeland voor zijn financiële bijstand zelfs een adellijke titel.

Een levensstijl als Haagse regenten

Veel rijke Joodse families zoals de families Machado, De Pinto, Pereira, Lopes Suasso, De Liz, Texeira en Henriques, kochten huizen en paleizen in de omgeving van het Voorhout. Dit was de buurt waar vooraanstaande en rijke Hagenaren woonden. De rijke Sefardische Joden imiteerden de uiterlijke levensstijl van de Haagse aristocratie. Uit onderzoek van Van Lunteren-Spanjaard en Wijnberg-Stroz bleek dat zij evenwel nauwelijks boeken, muziekinstrumenten of bladmuziek in hun bezit hadden. Maar boeken waren niet onbelangrijk. Abraham de Pinto, de grootvader van Francesco, besteedde veel geld aan de boekencollectie van het seminarium voor de rabbijnenopleiding ‘Jesiba de los Pintos‘ in Rotterdam.

Nazaten van Francesco Lopes Suasso liggen begraven op de Joodse begraafplaats aan de Scheveningseweg - foto november 2015

Nazaten van Francesco Lopes Suasso liggen begraven op de Joodse begraafplaats aan de Scheveningseweg –
foto november 2015

Misschien hadden de rijke Sefardische Joden in Den Haag weinig boeken in hun woningen, wel hadden zij vele andere bezittingen, zoals kleding, meubilair en huisraad. In dat opzicht deden zij niet onder voor de Haagse regenten. Op schilderijen is te zien dat zij zich kleedden volgens de laatste mode en dezelfde soort kleren als de regenten droegen.
Ook al ontving Francesco Lopes Suasso in zijn woonhuis tal van hooggeplaatste personen en deden zijn familieleden in materieel opzicht absoluut niet onder voor Haagse regenten, de meeste Sefardische Joden namen echter nauwelijks deel aan het sociale circuit buiten de eigen Joodse kring.

Begraafplaats Beth Haim

Francesco Lopes Suasso overleed op 22 april 1710 in zijn woonplaats Den Haag. Hij ligt begraven op de Portugees-Joodse begraafplaats Beth Haim te Ouderkerk aan de Amstel. Nazaten van Francesco Lopes Suasso liggen begraven op de Joodse begraafplaats aan de Scheveningseweg.

—————————-

Verder lezen

Biografie van Antonio Lopes Suasso op de website van het Joods Historisch Museum

Biografie van Francesco Lopes Suasso op de website van het Joods Historisch Museum

Voor de overlijdensdatum van Francesco Lopes Suasso: notaris Samuel Favon (Haags Gemeentearchief, toegangsnummer 0372-01, inv. nr.761 blz.177)

Eduard van Biema, Episoden uit het leven van Francesco Lopez de Liz, naar bescheiden uit de archieven, in: Die Haghe Jaarboek (Den Haag 1915) pp. 163-225

Marianka van Lunteren-Spanjaard en Joep Wijnberg-Stroz, ‘Vreemde luyden – Haagse sefardim in de zeventiende en de achttiende eeuw’, in: Madeline Wolff (ed.), 275 jaar Haagse snoge. Nieuw elan in een eeuwenoud gebouw (Den Haag 2002) 27-78

Kees Zandvliet, Francisco Lopes de Suasso’, in: idem, De 250 rijksten van de Gouden Eeuw (Amsterdam 2006) pp. 37-38, 249-251.

M.-Ch. Le Bailly, Een Haagse affaire : de verloren eer van Sophia van Noortwijck (1673-1710) (Amsterdam 2013)