Hvv De Ooievaars – een Joodse voetbaltragedie

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Door Piet Bogaards

Hvv De Ooievaars in 1939 –
foto Joods Historisch Museum

 

Inleiding
Voetbalvereniging De Ooievaars had voor de Tweede Wereldoorlog negen voetbalteams. De voetballers speelden de sterren van de hemel. Maar toen ze in de Tweede Wereldoorlog sterren op hun revers moesten gaan dragen, was het gauw afgelopen met de Joodse voetbalvereniging De Ooievaars. Na de oorlog had Hvv (Haagse voetbalverenging) De Ooievaars nog maar vier leden over. In 2020 is de gedenksteen die deze tragedie in herinnering roept weer teruggevonden.

Vitesse wordt De Ooievaars
Op 1 mei 1911 werd in Den Haag de Joodse voetbalvereniging Vitesse opgericht. Zoals de initiatiefnemers het formuleerden: ‘om het slappe joodsche lichaam lenig en sterk te maken en het verdwijnende saamhorigheidsgevoel te versterken.’
Er waren nogal wat drinkende en gokkende jongeren in de Haagse Jodenbuurt en de voetbalsport zou hen van de straat moeten houden. Dat de oprichting plaatsvond in een koffiehuis voor geheelonthouders in de Oude Molstraat, was dan ook geen toeval. Een van de bestuursleden stelde oude voetballen beschikbaar en er kon worden gespeeld bij de tramremise aan de Laan van Meerdervoort.
De naam Vitesse was geen gelukkige keuze, want in Arnhem bestond al een club die zo heette, dus in 1912 werd de naam veranderd in Hvv De Ooievaars. Wel goed gekozen was het tijdstip, want de jonge voetbalvereniging groeide snel uit tot een sterke club. Er kwam een jeugdafdeling bij en in 1914/15 promoveerde Hvv De Ooievaars naar de Eerste Klasse. Het veldje aan de Laan van Meerdervoort werd verlaten en uiteindelijk vond de club een vaste plek op een nieuw aangelegd sportveld aan de Beijersstraat, in de in aanbouw zijnde Transvaalwijk.

Voetballen van het Joodsch Tehuis
Maar in de moeilijke jaren erna ging het bergafwaarts. Hoewel Nederland neutraal was in Eerste Wereldoorlog, voelden de Joden zich niet veilig en werd er weinig gevoetbald. Steeds vaker moest het elftal met minder dan elf man spelen. In 1920 telde Hvv De Ooievaars nog maar twintig leden. Er moest wel een wonder gebeuren, wilde de vereniging overleven. En dat gebeurde, dankzij I. van Rijs, directeur van het Joodsch tehuis aan de Paviljoensgracht.
Het Joodsch Tehuis was in 1913 door de Vereniging Mikweh Israël geopend om kinderen op te vangen die anders over straat zouden zwerven. Naast ontspanning kregen de kinderen er een maaltijd en werden er ook ‘nuttige’ dingen geleerd als boekhouden en borduren. Ook de Joodse atletiekvereniging Simson oefende daar en hield er wedstrijden.
Van Rijs tilde de club vanuit het moeras weer op het veld en er volgden voorspoedige jaren, dankzij zijn vermogen om in korte tijd veel nieuwe leden te werven.

Lauwerkrans van Hvv De Ooievaars uit 1929 – Joods Historisch museum

Beker van Hvv De Ooievaars uit 1932 – collectie Joods Historisch museum

Vaantje van Hvv De Ooievaars uit 1938 – Joods Historisch Museum

Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit
Hvv De Ooievaars organiseerde jaarlijkse seriewedstrijden, die zeer succesvol waren, ook financieel. Op een bepaald moment namen er 65 clubs aan deel. In de lente van 1922 kreeg de club officieel koninklijke goedkeuring, waardoor aan de naam Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit kon worden toegevoegd.
Later dat jaar verkaste de club wegens de verslechterende kwaliteit van het speelveld in de Transvaalwijk naar het mooie sportterrein van R.A.S. aan de Wassenaarseweg. Een ander hoogtepunt was het behalen van het kampioenschap van de Haagsche Voetbalbond (HVB) in 1924.

Geen voetbal op sjabbat
In de jaren dertig werd opnieuw een jeugdafdeling opgericht, het aspirantenvoetbal. De Haagse jeugdvoetbalcompetitie speelde zich echter alleen op zaterdag af, wat voor Hvv De Ooievaars een probleem opleverde. Op sjabbat mocht niet worden gespeeld. Daarom maakte zich een groepje aspiranten los van de vereniging om op zaterdag in de Waldorpstraat tegen andere teams te gaan voetballen. De echte oplossing kwam pas toen de HVB ook een aspirantencompetitie op zondag invoerde.

Hvv De Ooievaars omstreeks 1939

Voetbal voor Joodse vluchtelingen
In de nacht van 9 op 10 oktober 1938 vond in heel Duitsland de pogrom plaats, die (onder protest van de Joodse slachtoffers tegen het eufemisme) als ‘Kristallnacht’ de geschiedenis in zou gaan. 7500 Winkels werden vernield, 1400 synagogen werden in brand gestoken, honderden Joden werden vermoord en vele duizenden vluchtten naar Nederland, met achterlating van al hun bezittingen. Om deze groep Joodse vluchtelingen te steunen, werd op 29 november 1938  in Den Haag een benefiet voetbalwedstrijd georganiseerd. Joodse voetballers uit heel het land (waaronder de Hagenaars Oscar Koppens van VUC en J. Turfrijer van Hvv De Ooievaars) namen het op tegen Haagse voetballers die waren gerekruteerd uit ADO, VUC, HBS en DHC. Opmerkelijk was, dat de twee spelers van HBS zich op het laatste moment terug trokken. VUC stelde gratis haar terrein aan de Schenkweg beschikbaar (met de toen unieke lichtmasten). Ondanks de betere techniek en tactiek van de Hagenaars, wist het uiterst gemotiveerde, Joodse elftal stand te houden met een 1-1 gelijkspel.

Meer over deze voetbalwedstrijd: link naar webpagina ‘Voetbal voor Joodse vluchtelingen’

Gloriejaar 1939 en de opheffing in 1941
Een decennium lang was Hvv De Ooievaars – met negen elftallen – een geduchte tegenstander in het Haagse voetbal. Het gloriejaar was 1939, toen het eerste elftal van De Ooievaars het kampioenschap 4e klasse KNVB behaalde en naar de 3e klasse promoveerde, destijds de op twee na hoogste klasse in de KNVB.
Het bleek echter de zwanenzang van de club. Nog één seizoen zouden ze spelen totdat De Ooievaars in de zomer van 1941 op last van de Duitse bezetter werd opgeheven. In de jaren die volgden werd de één na de andere speler opgepakt en weggevoerd.

Prijsbeker Hvv De Ooievaars uit 1965 – collectie Joods Historisch Museum

Prijsbeker Hvv De Ooievaars uit 1970 – collectie Joods Historisch Museum

Wederopstanding
Na het uitmoorden van vrijwel alle spelers leek in 1945 ook het lot van de vereniging bezegeld. Maar twee van de vier overlevenden gunden de Duitsers deze naoorlogse overwinning niet. Ze besloten hun voetbalvereniging opnieuw op te richten.
Het plan werd gulhartig ondersteund door de gemeente en de Haagse Stichting voor Lichamelijke Opvoeding, die er onmiddellijk voor zorgde dat Hvv De Ooievaars weer een veld tot haar beschikking kreeg. Ook de clubs ADO, Scheveningen, RVC en Laakkwartier steunden de wederopstanding van De Ooievaars.
Hoewel nu ook niet-Joden welkom waren, bleef de club haar Joodse signatuur behouden. Opnieuw groeide het aantal leden en na een dip in de jaren vijftig schreef Hvv De Ooievaars weer decennia lang Haagse voetbalgeschiedenis. Maar begin jaren tachtig kreeg de club te kampen met een gebrek aan kader en een teruglopend ledenaantal. In 1984 speelde Hvv De Ooievaars haar laatste wedstrijd.

De gedenksteen teruggevonden
Enkele jaren na de oorlog was een gedenksteen vervaardigd, waarmee de vele voetbalslachtoffers van Hvv De Ooievaars uit de oorlog jaarlijks werden herdacht. Na de opheffing van de club verhuisde de plaquette in 1998 naar de kantine van de Haagse Scheidsrechters Vereniging (HSV) aan de Kijkduinseweg 1. Na het vertrek van de HSV uit het pand aan de Kijkduinseweg heeft het bestuur van de scheidsrechterverenging de gedenksteen geschonken aan oud-bestuurslid René den Hartogh. Tussen 1998 en 2020 stond het gedenkteken bij hem thuis. Na een oproep van het Haags Gemeentearchief in de Haagsche Courant in oktober 2020, meldde René den Hartog aan het gemeentearchief dat de gedenksteen bij hem thuis stond. In november 2020  schonk Den Hartogh het monument aan het Voetbalmuseum van Rob Pronk aan de Koppelstokstraat 182 in Scheveningen, waar het nu een prominente plaats inneemt.

Gedenksteen voor de vermoorde voetballers van Hvv De Ooievaars –
Voetbalmuseum Scheveningen

Met dank aan Rob Pronk en www.dehaagsevoetbalhistorie.nl.

Het naoorlogse archief van Hvv De Ooievaars berust bij het Haags Gemeentearchief

Dit artikel is een bewerking van het artikel dat Piet Bogaards publiceerde in het tijdschrift Haagse Historie van maart 2021