Joodse handelsreizigers, migranten, toeristen, pensiongasten of andere passanten wilden tijdens hun reizen verblijven in hotels, waar men zeker was dat het logement onder rabbinaal toezicht stond en het voedsel koosjer was. Wanneer je de vooroorlogse advertenties in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) bekijkt, zie je dat er een heel netwerk van Joodse hotels in Nederland, België en Duitsland bestond. Hotel Kiek op de hoek van de Bierkade was één van de koosjere hotels in Den Haag.
Een hotel in Groningen
De geschiedenis van het Haagse Hotel Kiek begint in Groningen. Heinrich Loewe verliet in de achttiende eeuw zijn geboortestad Hannover en begon een logement aan de oostzijde van de Groningse Folkingestraat, waar ook de synagoge was gevestigd. Zijn dochter Mirjam huwde de Groningse horlogemaker Levie David Kiek, die meer brood zag in het verzorgen van gasten, dan in zijn oude professie. Levie en Mirjam gingen verder met het logement en bouwden het uit tot het gerenommeerde Hotel Kiek, een bekende ontmoetings- en overnachtingsplaats voor Joodse reizigers. Het hotel had een grote zaal en vijftien grote en kleine kamers, een kelder en een plaats met een pomp.
Toen de beroemde schilder Jozef Israëls hier omstreeks 1860 verbleef, tekende hij Levie David Kiek voor een kop koffie en een koekje. Dit portret hing tientallen jaren later nog te pronken in de conversatiezaal van het hotel.
In 1881 verhuisde Hotel Kiek naar het A-Kerkhof ZZ 10. Maurits Kiek nam het bedrijf van zijn ouders Levie en Mirjam over. Dit nieuwe ‘Hotel Kiek’ met meer dan vijftig kamers stond in Groningen bekend als een luxe en groot hotel.
Naar Arnhem
De toekomstdroom van Maurits Kiek moet een Joodse hotelketen zijn geweest. Zijn zonen Abraham en Herman leidde hij op als hotelondernemers. Het eerste filiaal kwam in Arnhem. Op 1 augustus 1900 opende Abraham Kiek aan de Nieuwe Kraan 9 het tweede Hotel Kiek in Nederland.
Het hotel was de opvolger van het voormalige hotel ‘Gelria’, dat de weduwe J. Cohn-Altmann aan hem had verkocht. Op 3 augustus 1900 plaatste de weduwe in het NIW een advertentie met de volgende woorden: ‘het Hotel van den heer Kiek in welwillende protectie van het geachte reizend publiek aan te bevelen’. De diners en de feesten in het Arnhemse Hotel Kiek stonden onder toezicht van opperrabbijn Lion Kiek.
Abraham besloot al snel naar het westen van Nederland te vertrekken en daar hotelketen Kiek verder uit te bouwen. Zijn jongere broer Herman volgde hem op als hotelhouder aan de Nieuwe Kraan.
Het NIW plaatste op 29 januari 1904 twee kleine advertenties onder elkaar. In de eerste advertentie schreef Abraham: ‘Hiermede heb ik de eer mijn geachte clientèle mede te delen, dat ik 1 februari het Hotel en Restaurant “De Adelaar” overneem. Hopende aldaar hetzelfde vertrouwen te ontvangen als te Arnhem zoo ruimschoots genoten …’.
De woorden in de advertentietekst van Herman Kiek luidden: ‘Bij dezen heb ik de eer het geacht reizend publiek mede te deelen, dat ik vanaf 1 februari het Hotel van mijn broeder heb overgenomen. Hopende mij hetzelfde vertrouwen waardig te maken’.
Ook Herman Kiek had grootse plannen. Hij introduceerde de bezorging van restaurantmaaltijden aan huis. Bij vakantiegangers in Velp en Oosterbeek liet hij koosjere maaltijden bezorgen.
De grote verbouwing van het hotel in 1906 heeft hem waarschijnlijk de das om gedaan. Op 16 september 1907 vond de openbare verkoping van het Arnhemse Hotel Kiek plaats. Vier dagen later had de simpele advertentie in het NIW slechts vier woorden nodig: ‘Opgeheven “Hotel Kiek”, Arnhem”.
Herman volgde met zijn nieuwe echtgenote, de Arnhemse Sophie Salomons, zijn broer naar Den Haag en begon daar een firma in auto-onderdelen.
Hotel Kiek aan het Wagenplein in Den Haag
De Leeuwardense hotelhouder Maurits Frijda had in 1902 op de hoek van het Wagenplein aan de Bierkade 1 het nieuwe hotel-restaurant De Adelaar gevestigd. Zijn schoonzoon Abraham Kiek nam in 1904 het bedrijf van hem over en veranderde de naam van het hotel-restaurant in ‘Hotel Restaurant Kiek’. Op dat moment leek een Joodse hotelketen Kiek niet langer toekomstmuziek.
Het NIW was zeer te spreken over het nieuwe luxe hotel in Den Haag. Kort na de opening schreef een journalist van het weekblad:
‘Onze Israëlitische hôteliers doen tegenwoordig wel alle moeite, het hun gasten naar genoegen te maken. De inrichtingen hunner établissementen, de tafel, kortom alles, voldoen aan meer dan gewone eischen. Maar behalve dat, stellen ze de bezoekers gaarne in de gelegenheid, gegronde aanmerkingen te maken, mits ze dat op bescheiden wijze doen; niet in den trein of op andere wijze, die den hôtelier dikwijls kan schaden, maar in vertrouwen tot hem, zoodat hij wete wat aan zijn oog is ontsnapt en wat hij zeker gaarne wil verbeteren.
’t Beste bewijs voor de waarheid dezer bewering, heeft de heer Kiek in Den Haag, gegeven. Wanneer men de vestibule van het fraaie hotel binnentreedt, wordt ’t oog getroffen, door de volgende Oud-Hollandsche spreuk boven de ingang van de eetzaal:
Als ghij tevrèe dit huys verlaet,
So gaet en seght het elck op straet!
Maer hebt ghij klacht of averij,
So blijft en swijght….
maer seght het mij.’
De wenk is duidelijk, maar naar we veronderstellen, zal er niet veel gebruik van gemaakt behoeven te worden, want Kiek’s hotel waarborgen ’n degelijk tehuis.’
Deze aanbeveling in het Joodse weekblad moet de nieuwe hoteleigenaar vast heel gelukkig hebben gemaakt.
Weener oesters
Uit de personeelsadvertenties in het Nieuw Israëlitisch Weekblad bleek Kiek orthodox Joods te zijn. In ieder geval was hij voor zijn hotelkeuken op zoek naar ‘een orthodoxe keukenmeid’. Het hotel was van de modernste snufjes voorzien: er was centrale verwarming en een telefoonaansluiting met als telefoonnummer 995.Kort na de opening adverteerde de nieuwe hoteleigenaar volop in het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Zo kennen wij het menu van 22 mei 1904: Kippensoep – heilbot – Hollandse saus – salade – asperges – Weener oesters – doperwten – roastbief – snijboontjes – Moscovisch taart – aardbeienijs – fruit. De specialiteit van het restaurant was volgens de advertenties de ‘plats du jour’ (de dagschotel).
De ‘Weener oesters’ lijken raadselachtig. Een koosjer hotel had zeker geen schaaldieren op het menu. Vermoedelijk was dit de benaming voor kalfsschnitzels en kregen de gasten van Hotel Kiek een voorloper van de bekende Wiener Schnitzels tijdens het diner opgediend.
De maaltijden in het restaurant moeten uitstekend zijn geweest. In de zomermaanden van 1911 had het restaurant een speciale service en bezorgde bij Scheveningse zomergasten maaltijden aan huis.
Het einde van Hotel Kiek in Den Haag
Ook al moest zijn broer Herman al in 1907 zijn Arnhemse hoteldeuren sluiten, voor Abraham Kiek leek toen de toekomst nog altijd rooskleurig. De Eerste Wereldoorlog maakte evenwel abrupt een einde aan alle toekomstdromen. In 1914 moest ook Abraham het Haagse hotel sluiten. Niet langer stond hij te boek als hotelhouder. In het adresboek van Den Haag kwam achter zijn naam zijn nieuwe functie te staan, namelijk vertegenwoordiger van een advertentiebureau. Ook zijn vrouw Marianna Kiek-Frijda werd ‘advertentiereizigster’.
Zijn broer Herman Kiek, sinds 1907 directeur van een handel in auto-onderdelen aan de Laan 18, nam het telefoonnummer 995 van zijn broer over. Later werd ook hij advertentiereiziger.
Hotel Kiek in Groningen sloot op 13 augustus 1940 de deuren.
Met dank aan Robert Kiek