T.O.P.-groep, een Joodse padvindersgroep in Den Haag (1932-1941, 1945- ca. 1950)

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Oprichting van de T.O.P.-groep in 1932 –
foto uit Dick Houwaart, Kehillo Kedousjo Den Haag

Door Hans van Spanning, Den Haag

Inleiding
In Den Haag was van 1932 tot 1941 en van 1945 tot begin jaren ’50 de Joodse padvindersgroep T.O.P. actief. De hoofdlijnen uit de geschiedenis van de groep zijn in deze bijdrage beschreven.

Oprichting – zomerkamp 1932 in Den Haag
De Nederlands Israëlitische Gemeente in den Haag maakte kennis met de padvinderij toen een groep Joodse padvinders op 6 augustus 1932 de dienst in de synagoge in de Wagenstraat bezocht. Zij waren deelnemers aan het Nationaal Kamp dat van 2 tot 12 augustus op het landgoed Oosterbeek in Wassenaar werd gehouden. In het blad Ha’amoed; de Vuurzuil; veertien daagsch orgaan voor Joodsch Den Haag van 12 augustus verscheen een uitvoerig verslag van dit padvinderskamp.
Aan het Nationaal Kamp werd deelgenomen door leden van twee Joodse padvindersgroepen: de Idunagroep uit Groningen en de groep van de Bergstichting uit Laren.
In een toespraak voor de deelnemers aan het Nationaal Kamp noemde de voorzitter van de Nederlands Padvindersvereniging (NPV) hoofdverkenner J.J. Rambonnet als doelstelling van de padvinderij: het verspreiden van een geest van bereidwilligheid; hulpvaardigheid en vrede. Deze doelstelling kon van Joods standpunt uit gezien, aldus de verslaggever, van harte worden toegejuicht.
Voorts wees hij er op dat er een goede sfeer in het kamp heerste. Op sjabbat verrichtten niet-Joodse deelnemers taken van de Joodse padvinders. Op zondag namen Joodse padvinders taken van sommige niet-Joodse padvinders over.
Ook constateerde de verslaggever van de Ha’amoed dat in het kamp was gezorgd voor behartiging van godsdienstige behoeften van verschillende gezindten. Voor de Joodse groepen was er ritueel bereid eten. Joodse leden van andere groepen aten in de tent van de Groningse Idunagroep. De sjabbatviering op zaterdag werd door ruim veertig Joodse padvinders bijgewoond.
De Haagse opperrabbijn I. Maarssen bezocht dit kamp en hield voor de Joodse deelnemers een toespraak. Hij werd begeleid en voorgelicht door ds. W.M.A. Kalkman uit Katwijk, de voorzitter van de Nederlands Christelijke Vereniging voor Padvinders (NCVP) en hopman E.A. Cohen de leider van de Idunagroep.

Groepsfoto T.O.P., ca. 1935 –
foto uit Dick Houwaart, Kehillo Kedousjo Den Haag

De padvindersgroep van T.O.P.
Het Nationaal Kamp vormde een belangrijke impuls voor het bestuur van de Joodse Vereniging Toneel Ontspanning Philantropie (T.O.P.) in Den Haag om bestaande plannen voor oprichting van een padvindersgroep op korte termijn te realiseren. De vereniging T.O.P. was in Den Haag de organisatie waarbinnen de meeste Joodse sociale, culturele en sportieve activiteiten werden georganiseerd. Ook hield de vereniging vrijwel wekelijks lezingen. De oprichting van T.O.P. was op 16 maart 1916 en de oorspronkelijke naam Tot Ons Plezier, maar al snel stonden de letters voor: Toneel, Ontwikkeling, Philantropie.
Op 18 november 1932 sprak de districtscommissaris van de vereniging De Nederlandsche Padvinders (NPV) voor Den Haag, dr. F.H.G. van Loon in het Hof van Berlijn in de Papestraat voor de leden van T.O.P. over het onderwerp Padvinderij. Het aanwezige publiek beloonde zijn betoog met een ovationeel applaus. Op deze avond werd besloten tot oprichting van de Joodse padvindersgroep (T.O.P.-groep). Er kwam een bestuur –Ereraad met opperrabbijn Maarsen als ere-voorzitter. Leden van deze raad waren de heren: M. Joëls, lid van de gemeenteraad en van het kerkbestuur, S.A. Levisson, voorzitter van het kerkbestuur van de Nederlandsch Israëlietische gemeente te ’s-Gravenhage (NIG), mr. dr. M. Polak, raadsheer in de Hoge Raad en A. Simons Mzn., voorzitter van de kerkenraad van de NIG. De heer Polak was bekend met de padvinderij. Hij werd in 1928 benoemd tot lid van de (landelijke) Raad der Vereeniging van de NPV. Hij overleed in 1939. In de Ereraad van de T.O.P.-groep werd zijn plaats ingenomen door zijn zoon mr. C.H.F. Polak. Hij was van 1967 tot 1971 minister van Justitie in het kabinet-De Jong.
De eerste bijeenkomst van de T.O.P.-groep had plaats op 20 november 1932. De officiële installatie van de nieuwe padvindersgroep vond twee maanden later plaats. Op 22 januari 1933 installeerde districtscommissaris Van Loon de T.O.P.-groep als groep 28 van het district Den Haag van de NPV.

Hopman Leo Polak, ca. 1930 –
foto collectie Joods Historisch Museum

Leiding

Hopman Leo Polak leidde de verkenners bij de oprichting van de groep. Als leidster van de welpen trad aanvankelijk akela Thea van Braningen op. Zij verliet de welpenhorde na enkele maanden en werd in september 1934 opgevolgd door To Polak, de zuster van de hopman. To Polak nam na haar huwelijk in 1938 afscheid van de groep. Bij die gelegenheid werd zij tot ere-welpenleidster van de T.O.P.-groep benoemd. Zij werd als akela opgevolgd door mej. F. Cohen, die reeds als assistent-welpenleidster (Bagheera) aan de groep verbonden was. Hopman Leo Polak leidde de verkenners de hele hier beschreven periode tot april 1941.

Samenstelling van de T.O.P.-padvinderijgroep
De T.O.P.-padvinderijgroep bestond bij de oprichting uit vier patrouilles verkenners van elk zes personen; 11 welpen en 4 meisjesgezellen, in de leeftijd van twaalf tot zeventien jaar, met nog enkele nieuwelingen.
De padvindstersgroep is vermoedelijk in de loop van 1935 opgeheven wegens gebrek aan leiding.
Op 6 augustus 1936 werd de T.O.P.-groep uitgebreid met een voortrekkers-stam (jongens ouder dan zeventien jaar). Als leider van deze groep, die de naam Koning David-stam kreeg, trad op oubaas B. Gompers. De oubaas is de leider van de voortrekkers bij de padvinders.
In het vervolg van dit webartikel richten we ons met name op de verkenners.

Technische vaardigheid
De technisch vaardigheid van de T.O.P.-groep had zowel bij de leiding als bij de leden een opvallend hoog niveau. Op 22 januari 1936 ontving hopman Polak de Gilwell-Woodbage das. Deze paarse das met een Schotse ruit in de punt werd toegekend aan padvindersleid(st)ers die met goed gevolg op de Ada’s Hoeve in Ommen een speciale training in scoutingtechnieken hadden gevolgd. In juni 1937 kregen ook vaandrig A. Hartog en de eerder genoemde Bagheera Cohen deze das uitgereikt.
De kaderpatrouille die in 1938 aan de districtswedstrijden op Duinrell deelnam had vier Eerste Klas-verkenners die samen 36 vaardigheidsinsignes hadden behaald.
Dit hoge niveau is voor een belangrijk deel het gevolg van de wijze waarop hopman Polak leiding gaf aan de groep. In de artikelen die hij regelmatig schreef in het blad Ha’amoed wist hij de jongens enerzijds krachtig te stimuleren. Anderzijds kon hij hen, wanneer hij dit nodig achtte, soms vermanend toespreken. In het dagelijks leven beheerde hij samen met zijn vader- een tweetal drogisterijen onder de naam ‘Het Gouden Molentje’. Beide zaken waren gevestigd aan de Badhuisweg in Scheveningen respectievelijk op nummer 2 en 207.

Organisatie – een groepsdas en een troephuis
In de eerste bijeenkomst van de T.O.P-groep, op 20 november 1932, werd de kleur van de groepsdas vastgesteld op blauw/rood-gestreept. Over een troephuis kreeg men in januari 1933 de beschikking. De verkenners kwamen in de allereerste maanden na de oprichting samen op de tweede etage van de Charlotte de Bourbonstraat 65 . Een jaar later ging men over naar een ruimte in Schelpstraat 3. In november 1938 vond de groep een onderkomen in de Balistraat 47.
Tijdens de feestavond op 16 februari 1936 ter gelegenheid van het driejarig bestaan van de T.O.P.-groep is een groepsvlag in gebruik genomen. Er zijn helaas geen beschrijvingen of afbeeldingen van deze vlag bekend.

Wel is een yell van de T.O.P.-groep bewaard gebleven. Deze yell luidde:
Rood en blauw; rood en blauw
Dat zijn de kleuren van de T.O.P.-groep nou
Altijd opgewekt en blij
Joodse padvinders zijn wij

In 1937 kreeg de groep ook een eigen groepsblad. Op 23 april 1937 (Sint Jorisdag) presenteerden de leiding en de leden  het eerste eigengemaakte nummer met de naam TOP-groep –Journaal. De Ha’amoed van 30 april 1937 vermeldde dat het eerste nummer van het TOP-groep-Journaal op Sint Jorismorgen werd uitgereikt. Dit blad verscheen tot januari 1941.
Padvinders van alle gezindten vierden de Sint Jorisdag. Ook de T.O.P. groep. De Sint Jorisdag werd doorgaans ’s ochtends van 7.00 tot 8.00 uur geopend met een defilé van alle padvindersgroepen ter plaatse meestal bij het raadhuis van de desbetreffende gemeente. De welpen en verkenners gingen in uniform naar school. ‘s Avonds hield elke groep afzonderlijk een kampvuur. Daar vertelde een van de leiders de legende van Sint Joris – de beschermheilige van de padvinders – als voorbeeld van ridderlijkheid voor alle padvinders. Ook hernieuwden de padvinders tijdens dit kampvuur de padvindersbelofte.

Oubaas Gompers maakt akela Polak erelid van TOP padvinderij, 19 juni 1938 –
foto uit Dick Houwaart, Kehillo Kedousjo Den Haag

Bijzondere activiteiten
De algemene T.O.P.-groep heeft verschillende bijzondere activiteiten georganiseerd. In dit kader willen we de volgende gebeurtenissen noemen. Kort na de oprichting van de padvindersgroep brachten T.O.P.-leden in de paasvakantie van 1933 en bedrag van ƒ226,- bijeen voor Haags Comité voor Steun aan Joodse Vluchtelingen. In Duitsland was het naziregime van Adolf Hitler aan de macht gekomen en vele Joden probeerden het antisemitische klimaat te ontvluchten.
Aan het eind van dat jaar organiseerde de T.O.P.-groep van 23 tot 26 december een druk bezochte fancy fair in het voormalig Israëlitisch weeshuis aan de Raamstraat 45. Het nieuwe Joodse weeshuis was kort daarvoor geopend aan de Pletterijstraat 66.
Op 6 juni 1938 gaven leden van de T.O.P.-groep een demonstratie voor kinderen die verbleven in de S.A. Rudelsheimstichting in Hilversum. Dit was een tehuis voor verstandelijk gehandicapte Joodse kinderen.
In december 1938 kwamen honderden Joodse vluchtelingenkinderen zonder ouders uit Oostenrijk en Duitsland naar Nederland. In villa’s, die het eigendom waren van de gemeente Den Haag, vonden circa 150 Joodse kinderen een tijdelijk veilig tehuis. De eerste weken na aankomst waren de kinderen in quarantaine in een openbare school in de Copernicusstraat. Op 25 december 1938 traden T.O.P.-leden voor hen op.

Revues
Leden van de algemene T.O.P.-groep hebben tijdens jaarfeesten van T.O.P. enkele malen met veel succes een revue opgevoerd. De eerste keer gebeurde dit op 1 februari 1936 met de revue getiteld ‘Dat is het Toppunt’. Op 17 januari 1937 was er eveneens de opvoering van een revue. Het bekende orkest The Ramblers begeleidde na afloop het dansen van de T.O.P.-leden. Twee nummers uit deze revue werden op 19 februari van dat jaar opgevoerd tijdens een feestavond voor alle padvinders in het district Den Haag, die werd gehouden in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen aan de Zwarteweg in Den Haag.

Contact met Archipelgroep
De T.O.P.-groep onderhield goede contacten met de Archipelgroep. In de oprichtingsbijeenkomst van de T.O.P.-groep op 18 oktober 1932 gaven leden van Archipelgroep een demonstratie. Zowel tijdens de fancy-fair van de T.O.P-groep in december 1933 als op de feestavond ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van T.O.P. op 30 januari 1937 verleenden leden van de Archipelgroep muzikale medewerking. Op 23 april 1939 werden drie voortrekkers van T.O.P. geïnstalleerd in de stamhut van de Archipelgroep.

Zomerkampen
De verkenners hielden in 1933 hun eerste zomerkamp in Nijkerk. Hierna volgden zomerkampen in Sassenheim in 1934, Ommen in1936 en Sint-Joris-Weert bij Leuven in België in 1938. Uit 1935 en 1939 zijn geen gegevens over een zomerkamp aangetroffen.
In juli 1938 kreeg de T.O.P.-groep de beschikking over het kampeerterrein Princenhage gelegen bij de Van Zuylen van Nijeveltstraat in Wassenaar. Daar kon de groep in de zomermaanden het koken en kamperen oefenen.

Speelplaats school Bezemstraat. Padvinders van TOP zamelen geld in voor de Wereldjamboree, 1937 –
foto collectie Joods Historisch Museum

Jamboree 1937
Bijzondere aandacht verdient de deelname van leden van de T.O.P-groep aan de Wereld Jamboree die in 1937 in Vogelenzang, gemeente Bloemendaal werd gehouden.
De jamboree van 1937 heeft een hoogtepunt gevormd in de geschiedenis van de T.O.P.-groep. In totaal namen 48 leden deel aan dit evenement (24 verkenners met twee leiders; drie voortrekkers met één leider en veertien welpen met vier leid(st)ers)
De T.O.P.-groep kreeg de zorg voor het foerageren van de Joodse groepen in het kamp. Naast T.O.P. waren dit de Bergstichting-groep uit Laren (26 personen); de Idunagroep uit Groningen met dertig leden en een groep van vijftien padvinders uit Winschoten. Daarnaast waren op de Wereld Jamboree 55 Joodse padvinders uit Engeland en veertig padvinders uit Frankrijk aanwezig.
De voedselverzorging van de Joodse aanwezigen verliep niet makkelijk. De T.O.P.-leden constateerden dat er een grote afstand lag tussen de te foerageren kampen en verwachtten over het uitgebreide terrein drie kwartier te moeten fietsen. Maar er kwam hulp. Door bemiddeling van de Haagse oubaas Gompers kreeg men voor de foerage in de ochtenduren een auto ter beschikking.

De organisatie van de godsdienstige bijeenkomsten was opgedragen aan de Bergstichting-groep. Op vrijdagavond 30 juli had in de open lucht een Joodse viering plaats. Naast de bovengenoemde Nederlandse groepen en buitenlandse Joodse padvinders namen daaraan deel: 22 Hongaren, tien Schotten alsmede zes padvinders uit Amsterdam en één uit Beverwijk. Op zaterdag31 juli werd een bijzondere Sjabbatviering gehouden onder leiding van mr. Lypson, die tot een Engelse groep behoorde. De volgende dag hield dr. Ph. Frank, opperrabbijn van Noord-Holland, een toespraak voor alle Joodse padvinders op de jamboree.

Conferentie in Den Haag
Op initiatief van de T.O.P.-groep had op 21 mei 1939 in Den Haag een conferentie plaats van leiders van Joodse padvindersgroepen. Deze bijeenkomst, onder leiding van hopman Polak, had ten doel: het contact leggen tussen Joodse padvindersleiders in Nederland, het bevorderen van oprichting van meer Joodse groepen en het bewaren en handhaven van de Joodse traditie in deze groepen.
Met betrekking tot dit laatste punt besloten de aanwezigen contact op te nemen met een niet nader omschreven heer De Bruin in Amsterdam voor het opstellen van eisen voor het behalen van diverse Joodse vaardigheidsinsignes. Deze concept-eisen zouden vervolgens worden voorgelegd aan de vergadering van opperrabbijnen. De rabbijn van elke groep zou kunnen fungeren als beoordelaar voor deze insignes.
Verder volgde de oprichting van een Contactcommissie bestaande uit hopman Prins van de Bergstichting uit Laren, hopman Cohen uit Groningen, hopman Loeb uit Utrecht , oubaas Gompers uit Den Haag en voorts de heer Mesritz, een voortrekker uit Rotterdam, en de heer Goldenberg uit Amsterdam. Oubaas Gompers werd aangewezen als afgevaardigde van de Contactcommissie bij het NPV.
De aanwezigen spraken af op 3 september 1939 een tweede bijeenkomst te houden. Dit is echter niet doorgegaan vermoedelijk als ge volg van de op 29 augustus afgekondigde mobilisatie van het Nederlandse leger. Onder de mannen die werden opgeroepen bevond zich ook hopman Polak.

Andere Joodse scoutinggroepen in Nederland

Naast de T.O.P.-groep uit Den Haag zijn uit de periode vóór 1941 de volgende Joodse scoutinggroepen bekend:

De Idunagroep uit Groningen is vermoedelijk de oudste Joodse padvindersgroep. Het oprichtingsjaar is 1928. In zijn boek Scouting 100 vermeldt Jan van der Steen bij een foto van deze groep dat de Idunagroep in 1934 het tienjarig bestaan vierde. Dit zou betekenen dat deze groep tien jaar eerder is opgericht. In 1924 had de Idunagroep echter het karakter had van een kampeerclub. De officiële oprichting van de Idunagroep in Groningen staat vermeld in het Leidersblad van de NPV van juli 1928.
Omstreeks 1937 was in Groningen een tweede Joodse groep actief. Dit betrof een Zionistische afsplitsing van de Idunagroep die de naam droeg Mee-Avdoet le-Cheroet (Van Knechtschap naar vrijheid).

De Bergstichting in Laren was een internaat voor uit huis geplaatste Joodse kinderen. Hopman Leo Polak heeft in het najaar van 1936 een bezoek gebracht aan de Bergstichting en hiervan in Ha’amoed van 23 oktober en 8 november 1936 uitvoerig verslag gedaan. Op dat moment waren er ongeveer tachtig voogdijkinderen in het tehuis. De Bergstichtinggroep in Laren bestond uit veertien welpen, 22 verkenners, tien kabouters en achttien padvindsters. De padvindsters waren bij het Nederlands Padvindsters Gilde (NPG) als groep I van de afdeling Laren geregistreerd. De verkenners waren ingeschreven bij de NPV als groep 6 van de afdeling Bussum.

De Joodse padvinders uit Winschoten vormden een onderdeel van de Winschoter Joodse Jeugdgroep. Deze padvindersgroep werd in 1936 opgericht met steun van leden van de Sint Vitusgroep I uit Winschoten. De kleur van de das was wit-blauw met oranje rand. Als gevolg van de dreigende internationale politieke situatie werd besloten de groep eind 1939 op te heffen.

Op 16 juni 1937 werd in Utrecht de Joodse padvindersgroep Willem de Zwijger opgericht. De groep bestond uit kinderen van het Centraal Israëlietisch Weeshuis aan de Nieuwe Gracht 92 te Utrecht. De bijeenkomsten hadden plaats aan het Rotsoord 13 in de Domstad. De groepsdas was oranje. De leiding berustte bij hopman Herbert Loeb.

Uit het verslag van de conferentie van Joodse padvindersleid(st)ers blijkt dat er in het voorjaar van 1939 kennelijk plannen bestonden om te komen tot oprichting van een groep in Rotterdam en Amsterdam. In de krant Ha’amoed van 23 december 1939 deelde hopman Polak mee dat vertegenwoordigers van een – niet nader aangeduide – pas opgerichte Joodse groep uit Amsterdam op bezoek zouden komen. Verder wordt echter over dit bezoek niets meer vermeld. Het is niet duidelijk of er vóór 1941 in Amsterdam wellicht een Joodse padvindersgroep is geweest die niet was aangesloten bij de NPV. Ook ontbreken nadere gegevens over een Joodse groep uit Rotterdam. In het overzicht van Rotterdamse scoutinggroepen die Jack Eikenoord geeft op in zijn boek 100 jaar scouting in Rotterdam wordt geen Joodse groep genoemd.

Ontwikkelingen in Den Haag en Nederland na mei 1940
In de meidagen van 1940 werd de T.O.P.-groep pijnlijk geconfronteerd met de oorlog. Tijdens de gevechtshandelingen sneuvelde de tot de leiding van de groep behorende 22-jarige vaandrig R. Averbach.
De groep hervatte de activiteiten op zondag 9 juni. Aan het begin en het eind van de horde- en de troepbijeenkomst las hopman Polak een tiental regels voor waaraan de welpen en verkenners zich – ‘juist in deze tijd’ – moesten houden. In deze voorschriften lag de nadruk op discipline en het correct optreden naar buiten.
Opmerkelijk voor de situatie ontstaan als gevolg van de bezetting is het voorschrift waarin werd gesteld dat het verspreiden van geruchten en het geloof hechten aan en verder vertellen van ongecontroleerde berichten niet strookte met de P.V. [padvinders] gedachte en dan ook ten strengste geweerd diende te worden.
In 29 december 1940 vierde de groep het Chanoekafeest. Een maand later, op 26 januari 1941, werd het achtjarig bestaan van de groep herdacht. Deze beide vieringen hadden niet zoals gebruikelijk in een gehuurde grote zaal plaats maar ‘in verband met de tijdsomstandigheden’ in het troephuis aan de Balistraat 47.
Het jubileum zou de laatste feestelijke bijeenkomst zijn. Op 2 april 1941 ontbond de Duitse bezetter alle padvindersorganisaties in Nederland. Het betekende ook het einde van de T.O.P.-groep. Voor de leden van de T.O.P.-groep viel de grote duisternis in.

Heropgerichte TOP-groep, ca. 1950 –
I.B. van Creveld, Jong geleerd. Drie eeuwen joodse jeugd in Den Haag, p 226

Na de oorlog
Als eerste vereniging voor jongeren richtte in 1945 een aantal vooroorlogse leden de T.O.P.-padvindersgroep opnieuw op. Als troephuis kreeg de groep een klein gebouwtje op het plein voor de Grote Synagoge aan de Wagenstraat. De T.O.P.-groep heeft slechts korte tijd bestaan en is begin jaren vijftig van de vorig eeuw opgeheven.

Aanvullende informatie- per email en telefonisch- is ontvangen van: Paul Heessels, hoofd Scoutingmuseum Baarn en Ben Golob (Idunagroep Groningen), Adri Saltzherr-van den Berg (Willem de Zwijgergroep Utrecht), Bert Smit, secretaris stichting Oud Winschoten (Joodse groep Winschoten) en Ariana Zwiers van het Joods Cultureel Kwartier te Amsterdam (Mee-Avdoet le- Cheroetgroep Groningen en TOP-groep Journaal)

Met dank aan Corien Glaudemans voor haar commentaar op deze en eerdere versies van dit artikel en haar advies bij de keuze van de afbeeldingen.

Geraadpleegde bronnen

Ha’amoed; De Vuurzuil, Veertiendaagsch orgaan voor Joodsch Den Haag; officieel orgaan van gecombineerde Joodsche Wijk- cultuur- sport- en jeugdvereenigingen, van juni 1931 tot mei 1940. Dit weekblad is aanwezig bij het Haags Gemeentearchief en is via deze link ook online te raadplegen

TOP-groep Journaal, voor de periode van mei 1940 tot april 1941 zijn gegevens ontleend aan het TOP-groep Journaal. Alle 13 afleveringen van dit tussen 1937 en 1941 verschenen groepsblad zijn aanwezig in de collectie van de voormalige padvinder Aron Spijer (Do. 12377, Joods Historisch Museum Amsterdam)

A. Gudema, ‘De Joodse groep’, in: Gedenkboek ter gelegenheid van het 50-jarige bestaan der Sint Vitusgroepen te Winschoten der Nederlandse Padvinders (Winschoten 1968) p. 81

Dick Houwaart, Kehillo Kedousjo Den Haag. Een halve eeuw geschiedenis van joods Den Haag (Den Haag 1986)
NB op p. 116-117 veel foto’s van de padvindersgroep van T.O.P.

I.B. van Creveld, Jong geleerd. Drie eeuwen joodse jeugd in Den Haag (Den Haag 2003)

Stefan van der Poel, Joodse stadjers (Assen 2004) p. 115

J.H. van der Steen, Scouting 100 ( Zaltbommel 2007)

A. Saltzherr-van den Berg, Utrechtse scoutinggroepen vanaf 1910 (Utrecht 2010)

Ben Golob, ‘Joodse padvinders in Nederland’, in: Lelie en Klaverblad, 27-1 (2011)

Jack Eikenoord, 100 jaar scouting in Rotterdam (Rotterdam 2011)

Hans van Spanning, ‘Haagse padvindstersgroep Kravo werkte nauw samen met Joodse padvindsters’ (artikel in voorbereiding)