De terugkeer van geroofde Joodse archieven naar Den Haag.
Na een afwezigheid van zestig jaren in Den Haag zijn in 2003 de door de Nazi’s geroofde archieven van Haagse Joodse instellingen teruggekeerd. De vele honderden dossiers uit de periode 1850-1943 werden teruggevonden in Tsjechië en Moskou.
Voorgeschiedenis
De Nederlands Israëlietische Gemeente (N.I.G.) kreeg in 1926 een nieuwe synagoge en een secretarie aan de Nieuwe Molstraat. Een fraaie reconstructie van dit gebouw door dr. Timothy De Paepe is elders op de website van de Stichting Joods Erfgoed Den Haag te zien.
Het oud-archief van de N.I.G. werd sedert 1926 in dit nieuwe gebouw in een kluis bewaard. Het archief is voor het eerst in 1933 in Amsterdam geïnventariseerd door Abraham Frank. Na voltooiing van het inventarisatieproject keerden de archiefstukken weer terug naar de secretarie aan de Nieuwe Molstraat.
Door de inventarisatie van Frank was bekend welke stukken voor de Tweede Wereldoorlog aanwezig waren bij de N.I.G. te ’s-Gravenhage. Nadat in 1940 de oorlog was uitgebroken kwamen de gebouwen van de N.I.G. aan de Nieuwe Molstraat en de Wagenstraat enkele keren bloot te staan aan het brute vandalisme van Nederlandse Nazi-sympathisanten. De gebouwen werden beklad en de oude Heilige Arke van de synagoge in de Wagenstraat zwaar beschadigd.
Ook de secretarie van de N.I.G. moest het daarbij ontgelden. Op 2 februari 1941 waren deze lieden het gebouw aan de Nieuwe Molstraat binnengedrongen, waarna zij het interieur van het administratiekantoor kort en klein sloegen.
1941 Het archief van de N.I.G. verborgen bij het Haags Gemeentearchief
In deze omstandigheden besloot het Kerkbestuur van de N.I.G. tot inbewaringgeving van het geïnventariseerde gedeelte van de archieven aan het Haags Gemeentearchief. De overdracht vond in het geheim op 11 februari 1941 plaats. De heer Kunst, inmiddels overleden restaurator bij het gemeentearchief, was bij de overbrenging van de archieven betrokken. Hij vertelde dat dit volstrekt chaotisch plaatsvond.
Ook het zilver uit de synagoge wordt bij het Haags Gemeentearchiefverborgen.
Willem Moll, de toenmalige gemeentearchivaris van Den Haag, kende de inventaris van Abraham Frank. Al snel na de overbrenging constateerde de gemeentearchivaris dat veel ontbrak aan het bij het Haags Gemeentearchief in veiligheid gebrachte archiefbestand. Deze lacunes moeten ongetwijfeld worden toegeschreven aan de omstandigheden waaronder de inbewaringgeving plaats vond.
Veel archief, natuurlijk van de toenmalige lopende administratie, maar ook negentiende-eeuws archief was achtergebleven in de Nieuwe Molstraat. Hier stond ook het archief van het bestuur van het Joodse weeshuis aan de Pletterijstraat 66, waarvan rabbijn Isaac Maarsen de voorzitter was.
Archief en voorwerpen van de Portugees-Joodse Gemeente
Ook de kleine Portugees-Joodse Gemeente in Den Haag bracht in 1941 zijn archief in veiligheid bij het Haags Gemeentearchief. Het archief is hier ongeschonden de oorlog doorgekomen.
De tora-rollen en andere bijzondere voorwerpen uit de Portugese synagoge aan de Prinsessegracht werden in Amsterdam verborgen en zijn behouden gebleven. Thans bevinden die zich bij het Joods Historisch Museum en in de Schatkamer van de Portugese Synagoge van Amsterdam.
1943 Nazi’s stelen de archieven van Joodse instellingen uit Den Haag
Nadat de Duitse order was afgekondigd dat er in Den Haag na 23 april 1943 geen Joden meer mochten wonen, betekende dit het voorlopige gruwelijke einde van de Nederlands Israëlietische Gemeente te ’s-Gravenhage. Een deel van de in de Nieuwe Molstraat achtergebleven archiefbestanden, onder meer vele bestanden uit de periode 1940-1943, en de internationale correspondentie van rabbijn Isaac Maarsen, werden door de Duitse bezetter in het najaar van 1943 geroofd en uit Nederland weggevoerd. Behalve het archief van de N.I.G. te ’s-Gravenhage werden ook archieven van andere Haagse Joodse instellingen in beslag genomen door de Duitse bezetter, zoals de archieven van het Israëlitische Oude Mannen- en Vrouwenhuis en het Israëlietisch Weeshuis ‘Hulp voor Weezen’.
Het merendeel van de archieven is geroofd door de Einsatzstab Rosenberg, ten behoeve van het Institut zur Erforschung der Judenfrage.
Van de Einsatzstab Rosenberg, die in Den Haag vanuit een pand in de Herderinnestraat opereerde, is bekend dat de organisatie in nauwe samenwerking met de afdeling Documentatiedienst van de Haagse politie opereerde. De Documentatiedienst was vanaf 1942 direct betrokken bij de inbeslagname van de inboedels van gedeporteerde of ondergedoken Joodse Hagenaars. Het is waarschijnlijk dat de Documentatiedienst ook bij de inbeslagname van de archieven uit de secretarie in de Nieuwe Molstraat betrokken is geweest.
Vele in Europa geroofde archieven van Joodse organisaties kwamen in Berlijn in handen van het zogenaamde Amt VII van de Reichssicherheitshauptamt (RSHA), dat onder meer archiefmateriaal over politieke opponenten van het Duitse rijk verzamelde.
1944 Archieven van Berlijn naar Silezië en Sudetenland
De zware bombardementen van Berlijn door de geallieerden deed het RSHA in 1944 besluiten de archieven buiten Berlijn op te slaan. De documenten werden verplaatst naar opslagplaatsen in Silezië (thans Zuid-Polen) en Sudetenland (thans Noord-Tsjechië). Het grootste deel van de archieven van de Joodse instellingen uit Den Haag kwam in mei 1944 terecht in het Silezische slot Wölfelsdorf (thans Wilkanów).
1945 Archieven van Silezië naar Moskou
De archiefdocumenten in Sudetenland zijn na de oorlog terechtgekomen in Tsjechische handen. De archieven in Silezië werden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog ontdekt door de Sovjettroepen en in september en oktober 1945 in tientallen wagons als krijgsbuit naar Moskou gevoerd. Zelf noemden de Russen de uit Duitsland meegenomen archieven hun ‘trofeeënarchief’.
1945-1950 De eerste zoektocht naar de verdwenen archieven
Een deel van de Nederlandse archieven keerde reeds kort na de Tweede Wereldoorlog terug. Met name worden in de literatuur de inspanningen geroemd van Dirk Graswinckel, rijksarchivaris van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief en in de periode van oktober 1945 tot maart 1948 aangesteld als liaisonofficier bij het Commissariaat-Generaal tot behartiging van de Nederlandse Economische Belangen in Duitsland. Hij was belast met het terugvinden van door de bezetters weggevoerde archieven en bibliotheken.
In september 1949 ging Graswinckel naar Praag en rapporteerde op 30 september 1949 dat hij archiefstukken van het Joodse Weeshuis van Den Haag in Praag had gevonden in de Universiteitsbibliotheek van Praag. Hij vermoedde niet dat er op dat moment dozen vol met documenten in Moskou lagen.
Dankzij zijn goede samenwerking met het Amerikaanse leger zou Nederland tot in 1950 veel terugkrijgen.
Ook in 1980 keerden archivalia van de N.I.G. naar Den Haag terug. Dit waren archiefdocumenten, die naar Tsjechië waren weggevoerd. De heer Joël Cahen, toentertijd inventarisator van het archief van de N.I.G. en thans directeur van het Joods Historisch Museum, vernam op 13 maart 1980 in een gesprek met de heer Sanders, secretaris van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, dat zich op de Joodse begraafplaats te Muiderberg ongeveer 40 tot 50 strekkende meter Joods archief bevond, dat in de oorlog naar ‘Oost Europa’ was verdwenen en omstreeks 1972 was teruggekeerd. Bij een bezoek aan de begraafplaats een week later trof Joël Cahen inderdaad Haagse archivalia aan en heeft die vervolgens overgebracht naar het Haags Gemeentearchief.
1990 Archieven teruggevonden in Rusland
Geen van de toenmalige inventarisatoren had evenwel kunnen bevroeden waar op dat moment nog vele honderden vooroorlogse dossiers van Haagse Joodse instellingen in Rusland lagen.
Het bestaan van de ‘oorlogsbuit’-archieven werd voor de eerste maal onthuld in februari 1990 in de Russische krant Ivestiia. De Amerikaanse onderzoekster Partricia Grimsted Kennedy van de universiteit van Harvard vroeg vervolgens in diverse publicaties wereldwijde aandacht voor het Russische ‘trofeeënarchief’.
Begin 1992 verscheen in het NRC Handelsblad een artikel van dr. Marc Jansen, docent aan de Universiteit van Amsterdam, over zijn vondst in het zogenaamde Osobyi arkhiv (speciaal archief) in Moskou. Deze bijzondere archiefbewaarplaats bleek de opslagplaats voor talrijke archiefbestanden die door het Rode Leger aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in beslag waren genomen tijdens hun strijd tegen de Nazi’s. Jansen constateerde dat er ook vele Nederlandse archieffondsen naar Moskou waren gevoerd.
2002-2003 De archieven keren terug naar Nederland
In samenwerking met het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en het ministerie van Buitenlandse Zaken trad dr. Eric Ketelaar, de toenmalige Algemeen Rijksarchivaris, in overleg met zijn Russische collega’s en startte de besprekingen om de Nederlandse bestanden uit het Osobyi arkhiv naar Nederland terug te krijgen.
Ondanks de claims die ook uit vele andere landen als België, Duitsland, Frankrijk en Griekenland binnenkwamen, namen deze onderhandelingen vele jaren in beslag.
De op Duitsland veroverde kunstschatten werden in Rusland beschouwd als bescheiden schadeloosstelling voor het aangedane leed in de Tweede Wereldoorlog. Bovendien was er in Rusland een discussie losgebarsten over de vraag wie het besluit mocht nemen over de teruggave. Zowel de president van de Russische federatie en zijn regering, als de Doema wilden de eindbeslissing nemen.
Pas in 1999 werd er enige vooruitgang geboekt. In maart 2000 kon prof. Eric Ketelaar met bijstand van andere personen het materiaal selecteren. Vanaf dat moment komen bij het Haags Gemeentearchief ook berichten binnen dat er zich ook Haagse archiefstukken in het Moskouse Osobyi Arkhiv bevinden.
Het Russische staatsbezoek van koningin Beatrix aan de Russische president Vladimir Poetin zou uiteindelijk de overdracht bespoedigen. In juni 2001 ontving de Russische president de Nederlandse vorstin op het Kremlin en beloofde dat er op korte termijn tientallen archieven terug zouden worden gegeven. De eerst Nederlandse archieven keerden ook daadwerkelijk reeds terug in 2002. Ook uit Tsjechië kwamen in 2002 Haagse archiefstukken terug. Hieronder bevonden zich enige tientallen dossiers behorend tot het archief van de N.I.G. te ’s-Gravenhage.
Maar nog steeds verbleef in Moskou het zogenaamde Fonds 1432 (de Joodse archieven, de benaming die in het Osobiy arkhiv aan dit fonds is gegeven) met vele uit Den Haag afkomstige dossiers. Uiteindelijk tekende President Poetin op 16 december 2002 een decreet, waardoor ook de overige archieven van Joodse instellingen konden terugkeren. In 2003 was het zover, na een afwezigheid van zestig jaren keerden de archiefstukken van Joodse instellingen uit Den Haag naar Den Haag terug.
2003 Na zestig jaar terug in Den Haag!
Een eerste selectie van het teruggekeerde fonds 1432 werd bij het Nationaal Archief gemaakt. Hier werd getracht aan te geven van welke Nederlandse instellingen de diverse archiefbestanden afkomstig waren. Al snel bleek dat een groot deel van de in 2003 teruggekeerde archiefbestanden afkomstig waren van Joodse instellingen uit Den Haag.
De Russische archiefdozen, die we in grote containers bij het Nationaal Archief zagen staan, waren aan de buitenkant erg vuil, gelukkig bleken de archiefdocumenten in de dozen wonderwel hun lange verblijf in den vreemde redelijk goed te hebben overleeft. Sommige archiefstukken, zoals de ontwerptekening van het Joodse Weeshuis aan de Pletterijstraat van architectenbureau Simons en Van Braningen, zien er uit als nieuw.
Het Haags Gemeentearchief besloot zo snel als mogelijk de teruggekeerde archiefstukken te inventariseren. De heer I.B. (Ies) van Creveld (1921-2004) adviseerde bij de beschrijving van de Aramese, Hebreeuwse en Jiddische documenten.
De laatste archiefdozen bevatten archief van het Israëlietisch Weeshuis Hulp Voor Weezen te ’s Gravenhage. In 2003 bleek dat ook het grootste deel van het weeshuisarchief door de Nazi’s was geroofd en naar Rusland vervoerd.
Op wonderbaarlijke wijze keerde bijna het gehele weeshuisarchief naar Den Haag terug, tot en met oude notulen en jaarverslagen teruggaand tot het midden van de negentiende eeuw. De teruggekeerde archiefdocumenten vertellen de geschiedenis over het lot van het weeshuis in de drie eerste oorlogsjaren tot aan de deportatie van de bewoners op de avond van 5 maart 1943.
Geconstateerd werd dat met name archiefdocumenten uit de periode 1940-1941 zijn geraadpleegd. Dit zal ongetwijfeld door de Duitse bezetter zijn gedaan. Op een aantal dossiers werden Duitse aantekeningen aangetroffen, zoals nicht geordnet of General-Versammlung 1933.
De internationale correspondentie van Isaac Maarsen lag verspreid over verschillende dossiers, of schots en scheef door elkaar. Waarschijnlijk is de correspondentie in Rusland geraadpleegd.
Het grootste deel van de archieven bleek in al die decennia evenwel niet te zijn aangeroerd.
De ongeveer tien strekkende meter teruggekeerde bestanden zijn thans als een apart bestand aan het archief van de N.I.G. en het archief van het Joodse weeshuis bij het Haags Gemeentearchief toegevoegd, waardoor goed zichtbaar is welke archiefdocumenten uit Rusland en Tsjechië zijn teruggekeerd. De Duitse of Russische omslagen zijn niet verwijderd, eveneens zijn de aangetroffen Russische registratieformulieren niet uit de dossiers verwijderd.
3 december 2003 officiële inbewaringgeving van de teruggekeerde archieven bij het Haags Gemeentearchief
Na afronding van de inventarisatie van de teruggekeerde archieven vond op 3 december 2003 de officiële inbewaringgeving van de teruggekeerde archieven aan het Haags Gemeentearchief plaats. Onder grote belangstelling, ook van t.v. en de schrijvende pers, vond in het stadhuis van Den Haag de ondertekening van de akten van inbewaringgeving plaats door het bestuur van de N.I.G. en de Stichting Joods Weeshuis en de gemeentearchivaris van Den Haag.
2004 ‘Hulp aan Wezen’ in Oorlogstijd
Een groot deel van de tot 2003 verloren gewaande documenten beschrijven het vreselijke lot dat meer dan tienduizend Haagse Joden heeft getroffen.
De namen en de laatste geschiedenis van de in 1943 vermoorde inwoners van het Joodse weeshuis in Den Haag kon Ies van Creveld tot 2003 slechts op een moeizame wijze reconstrueren. De uit Tsjechië en Moskou teruggekeerde bronnen dragen er mede toe bij dat hun geschiedenis thans tot de laatste dag kan worden geschreven. Voor het laatste boek dat Ies van Creveld heeft mogen schrijven, heeft hij uitgebreid gebruik gemaakt van de teruggekeerde Russische archieven. In december 2004 verscheen zijn boek ‘Hulp aan Wezen’ in Oorlogstijd.
Lijst van teruggekeerde archieven van Joodse instellingen uit Den Haag
Tenslotte een korte lijst. Van de volgende Joodse instellingen en personen zijn in 2003 archiefdocumenten uit Rusland in Den Haag teruggekeerd:
– de Nederlands Israëlietische Gemeente
– Isaac Maarsen en Tobias Tal, opperrabbijnen
– het Synagogaal Ressort ’s‑Gravenhage
– het Nederlandsch‑Israëlitisch Armbestuur
– het Israëlitisch Oude Mannen‑ en Vrouwenhuis
– de Commissie van Beheer der Israëlitische Godsdienstschool voor Betalenden
– de Commissie van toezicht op het onderwijs
– het Comité voor de Russische vluchtelingen te
– het Israëlietisch Weeshuis ‘Hulp Voor Weezen’
Al deze archieven staan thans in de depotruimte bij het Haags Gemeentearchief in het Haagse stadhuis aan het Spui.