Violist Theo Olof (1924-2012)

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

door Frits Zwart, directeur Nederlands Muziekinstituut

Theo Olof –
collectie Nederlands Muziekinstituut

Tientallen jaren was Theo Olof samen met Herman Krebbers concertmeester van het Residentie Orkest onder Willem van Otterloo en nadien bij het Concertgebouworkest onder Bernard Haitink. Theo Olof overleed op 9 oktober 2012 op 88-jarige leeftijd. De familie Olof schonk zijn archief aan het Nederlands Muziek Instituut en het Haags Gemeentearchief . Op 25 september 2017 vond de officiële overdracht plaats.

Vlucht uit nazi-Duitsland

Theo Olof (5 mei 1924-9 oktober 2012) werd in Bonn in Duitsland geboren in een geassimileerd Joods gezin. Hij vluchtte in 1933, kort na de machtsovername door Hitler en de nazi’s, met zijn moeder naar Nederland. Zijn moeder, violiste Elvira Wolffberg-Schmuckler, die ook vioolles gaf, gaf Theo zijn eerste vioollessen. In 1929 trad hij voor het eerst op. In 1931 scheidden zijn ouders en Theo bleef bij zijn moeder wonen. In december 1932 gaf de Keulse dirigent Hermann Abendroth een fraai getuigschrift af voor de jonge violist. Hij had een begaafdheid van de hoogste orde geconstateerd, zijn vordering waren ongewoon en men mocht de hoogste verwachtingen over hem koesteren.

Jeugd in Nederland

In Nederland kreeg hij les van de befaamde vioolpedagoog Oskar Back (1879-1963) in Amsterdam. Daar maakte hij in september 1936 zijn debuut bij het Concertgebouworkest onder leiding van de dirigent Willem van Otterlo met het Vioolconcert van Felix Mendelssohn en in oktober onder leiding van Bruno Walter met het Eerste Vioolconcert van Nicolo Paganini. Ondertussen werd hij Theo Olof genoemd, zijn tweede voornaam was zijn achternaam geworden.
In 1938 trad hij bij het Philips Symfonieorkest voor het eerst op met een ander groot viooltalent: Herman Krebbers, die een jaar ouder was dan Olof en in 1923 werd geboren. Samen speelden ze het Dubbelconcert (voor twee violen en orkest) van J.S. Bach.

Ondergedoken

In 1942 dook Theo Olof onder, probeerde naar Zwitserland te ontkomen (wat mislukte), trok door Frankrijk, kwam in België en bleef in Brussel ondergedoken tot de bevrijding. Daarna hielp hij de geëvacueerden en werkte voor het Rode Kruis Hulpkorps.

Theo Olof en Herman Krebbers – concertmeesters bij het Residentie Orkest

In augustus 1945 keerde hij in Amsterdam terug en begon zijn violistische carrière weer op te bouwen. Die kwam al spoedig op gang. Hij maakte concertreizen door geheel Europa en naar Amerika. Naast solo-optredens bij de meest uiteenlopende orkesten, gaf hij ook recitals met kamermuziek, onder anderen werkte hij veel samen met de pianist (en componist) Luctor Ponse. Ook bij Nederlandse orkesten trad hij als solist op.
Met de in 1950 benoemde concertmeesters van het Residentie Orkest, Theo Olof en Herman Krebbers, beschikte het orkest over geweldige musici die in de loop der jaren dikwijls soleerden bij het orkest, soms ook als duo.
Het orkest speelde in de jaren ’50 en ’60 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag, later ook in het Congresgebouw. In 1958 werden drie 25-jarige jubilea gevierd: de dirigent Willem van Otterloo was 25 jaar dirigent, en Herman Krebbers en Theo Olof voerden hun 25-jarig jubileum als violist. Daarnaast speelden Krebbers en Olof dat jaar 20 jaar samen. Speciaal voor deze gelegenheid werd door 11 Nederlandse Componisten een variatiewerk gecomponeerd: ‘Variaties op een Uilenspiegelthema voor 2 violen en orkest’. Behalve dat het een grote eer was voor de jubilarissen ontstond er natuurlijk ook een heel bijzonder werk. Het waren bepaald niet de minste Nederlandse componisten die hieraan meewerkten.

Het was nogal bijzonder, het duo Theo Olof / Herman Krebbers bij het Residentie Orkest in Den Haag van 1950 tot 1970 (in de periode dat Willem van Otterloo voor het orkest stond) en later nog eens bij het Concertgebouworkest in Amsterdam van 1974 tot 1985 (toen Bernard Haitink er dirigent was). Het was het idee van violist Louis Sons van het Residentie Orkest om Olof en Krebbers samen te benoemen. Daardoor konden de beide violisten ook voldoende aandacht aan hun solo-carrière geven.
Het meest bekende werk door Olof en Krebbers uitgevoerd was het Dubbelconcert (voor 2 violen en orkest) van J.S. Bach. Andere werken die zij regelmatig uitvoerden waren de Dubbelconcerten van Henk Badings en van Géza Frid. Een ander groot werk waarmee het duo Olof / Krebbers veel eer inlegde waren de 44 Duo’s voor twee violen van Bélà Bartók.

Theo Olof met Janine Da Costa, 1971 –
collectie Nederlands Muziekinstituut

Theo Olof heeft zich voor heel wat eigentijdse componisten en hun muziek ingezet. Dat gold bijvoorbeeld voor werken van componisten als Hans Henkemans, Hans Kox, Oscar van Hemel, Hans Henkemans, Lex van Delden en Henk Badings. De laatste componist werd enorm door Krebbers en Olof geprotegeerd, heel vaak voerden zij diens Dubbelconcert uit. Olof speelde zijn muziek graag en vond hem een zeer goed componist.
Kort na de oorlog zette Olof zich enorm in voor het Vioolconcert van Benjamin Britten. Ook Bruno Maderna, een echte avant-garde componist, mocht zich in de belangstelling van Olof verheugen. Met diens vioolconcert reisde hij de wereld rond. Het was aan hem opgedragen en hij was een oprecht pleitbezorger van deze avant-garde muziek.

Publicaties

Olof heeft veel gepubliceerd en deed verschillende boekjes het licht zien. ‘Daar sta je dan’, dat in 1958 verscheen, was het eerste in een reeks publicaties met een lichtvoetig karakter. In die boekjes, die ten dele ook bundelingen waren van artikelen, probeerde hij de klassieke muziek en –praktijk dichter bij de mensen te brengen. Op toegankelijke wijze wist hij aller wetenswaardigs te beschrijven, soms informatief, soms sterk anekdotisch, maar altijd vlot en toegankelijk geschreven met veel autobiografische elementen. In De Telegraaf schreef hij columns onder de titel ‘Scherzo’s’.
In 1968 stelde een hij studiebundel samen met ritmische studies, bedoeld voor gewone orkestleden, strijkers, amateurs zowel als gevorderden, als voorbereiding op de eigentijdse werken van componisten als Pierre Boulez en Bruno Maderna. Voor de uitgave die in 1970 van deze studiebundel verscheen hadden de violisten Yehudi Menuhin en David Oistrach allebei een aanbeveling geschreven.
In 2000 verscheen ‘Flarden’, de autobiografie van Olof, en in 2005 nog een boek over ‘Oskar Back en veertig jaar Nationaal Vioolconcours’. Daarnaast schreef hij over zijn leven als violist.

Koninklijk Conservatorium in Den Haag – Nationaal Muziekinstrumenten Fonds

Tot 1982 was Theo Olof tevens hoofdleraar aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Theo Olof stond ook aan de wieg van de Nederlandse tak van de European String Teachers Association. In 1988 richtte Olof met Pieter Moerenhout het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds op, waarvan hij de eerste voorzitter werd.

Onderscheiding

Theo Olof behoorde tot de initiatiefnemers van Hilversum 4 (nu Radio 4), de radiozender voor klassieke muziek, die in 1975 voor het eerst uitzond. Op 13 september 2009 ontving hij uit handen van minister van Cultuur Plasterk de allereerste Radio 4 Prijs wegens zijn verdiensten voor de muziek in Nederland.

Theo Olof overleed op 9 oktober 2012 op 88-jarige leeftijd.

—————————-
verder lezen
Theo Olof, Flarden (Bussum 2000)
NB autobiografie

Wenneke Savenije, ‘De bonte carrière van concertviolist Theo Olof. Zingen tot in de kleinste details, in: Vrij Nederland, jrg. 55-18 (7 mei 1994) p. 78-79.
NB artikel verschenen bij het afscheid van Theo Olof onder andere als concertmeester van het Residentie Orkest.