Een van de beroemdste Joodse Hagenaars in de achttiende eeuw was de Asjkenazische bankier Tobias Boas (1696-1782), de zoon van een Poolse immigrant.
Afkomst en familie
Tobias Boas (1696-1782) was de zoon van Mirjam (of Marya), dochter van de slachter Tobias Magnus, en Abraham (ook genaamd Chaim, Chajim of Hijman) Boas, die in 1661 in de Poolse stad Śrem geboren was. Abraham Boas is waarschijnlijk aan het einde van de zeventiende eeuw naar Den Haag gekomen en verwierf daar in 1690 het Haags burgerschap. Zes jaar later kocht hij de grote woning ‘Salomo’s Tempel’ in de St. Jacobsstraat. Deze succesvolle Poolse immigrant probeerde in 1703 toegang te krijgen tot het wijnkopersgilde, maar werd niet toegelaten. Vervolgens legde hij zich toe op de handel in juwelen, goud en textiel.
In 1716 ging Abraham met zijn zoon Tobias samenwerken met Hendrik van de Casteele. Uit dit samengaan ontstond het bankiershuis Boas.
De handelsactiviteiten van zijn vader breidde Tobias Boas verder uit en slaagde erin met zijn bank internationale faam te verwerven. In 1727 nam Tobias het bankiershuis van zijn vader over, maar bleef nog steeds handelen in juwelen. Hij gold als de juwelen- en zilverspecialist van Den Haag. Voor alle aanzienlijke (ook niet-Joodse) Haagse families taxeerde hij juwelen.
De rijke Boas nam zowel in de Republiek, als buiten de landsgrenzen een financiële sleutelpositie in. Hij was financier van de Oranjes en hielp de Republiek met grote sommen geld tijdens de crisis van 1750.
Boas huwde driemaal: in 1712 met Duyfje Levi, in 1722 met Sara Symons van Amsterdam en in 1757 met Scheba Mozes Goldsmit, weduwe van Michiel Mozes Goldsmit uit Koningsbergen. Uit de eerste twee huwelijken kreeg hij zestien kinderen, waarvan er elf de volwassen leeftijd bereikten.
Zijn kinderen huwde Boas uit aan vooraanstaande leden van de Europees-Joodse elite, zoals de families Gomperts, Wertheimer, Oppenheimer en Kann.
Traditioneel Joods
Vanaf de geboorte van Tobias Boas tot 1723 hielden de Asjkenazische Joden in de huissynagoge van de familie Boas in de St. Jacobsstraat hun synagogale diensten. De bezoekers moesten daarvoor naar de derde verdieping van ‘Salomo’s Tempel’ klimmen. Nadat de nieuwe synagoge aan de Brouwerssloot gereed was gekomen, beloofden Tobias en zijn vader geen openbare bijeenkomsten meer in hun huissynagoge te houden en schonken religieuze voorwerpen voor de nieuwe synagoge. Ook de Heilige Arke (Aron Hakodesj) verhuisde van de St. Jacobsstraat naar de nieuwe synagoge.
Tobias bleef zijn hele leven nauw betrokken bij de Asjkenazische gemeenschap in Den Haag. Bij de bezoldiging van de beroemde Haagse rabbijn Saul Halevi speelde hij een belangrijke rol.
Een huisleraar zorgde ervoor dat Boas’ kinderen een gedegen orthodox-Joodse opvoeding kregen. Chaïm Joseph David Azulai (Chida) (1724-1806), een afgezant van de Joodse gemeenschap in Hebron, was bij zijn bezoek aan Den Haag in 1778 diep onder de indruk van de kennis van Tobias Boas en zijn zonen en beschreef zijn bewondering in zijn dagboek. Het is bekend dat Boas een grote bibliotheek bezat en boeken had verzameld op het terrein van mystiek, filosofie, de rabbijnse letterkunde en bezat zeldzame bijbeledities.
Door zijn internationale activiteiten was hij ook zeer geïnteresseerd in het Joodse leven buiten de Republiek. Aan Ezekiel Rahabi, vertegenwoordiger van de VOC in India en vooraanstaand lid van de Joodse gemeenschap in Cochin (Kochi, India), leverde hij vele Hebreeuwse boeken. Over het Joodse leven in Cochin stelde hij in een brief elf vragen. In 1768 stuurde Rahabi als antwoord een Hebreeuws manuscript aan hem terug, dat nog altijd wordt gezien als een belangrijke bron voor de geschiedenis van de Joden in Cochin.
Ook uit andere voorbeelden blijkt dat Tobias Boas en zijn familieleden zich nauw verbonden voelden met het Joodse geloof en de gebruiken. Toen zoon Simeon op reis ging naar Luik in de Zuidelijke Nederlanden om daar katholieke geestelijken te ontmoeten, wist hij dat hij daar geen koosjer voedsel zou krijgen. Daarom nam hij zijn eigen ‘sjochet’ (rituele slachter) mee, die daar ter plaatse voor hem slachtte.
Beroemde bezoekers
Vooraanstaande reizigers, die aan het begin van de achttiende eeuw Den Haag bezochten, brachten steevast een bezoek aan deze bankier. De beroemde rabbijn Chaim Joseph David Azulai uit Palestina is hierboven al genoemd. Ook de Venetiaanse avonturier Giacomo Casanova overnachtte in het huis van Boas. In zijn Mémoires vertelde hij, hoe hij op kerstavond 1759 in Den Haag geldschieter Boas bezocht, die toen in de St. Jacobsstraat in het woonhuis ‘Salomo’s tempel’ woonde.
Volgens overlevering bekeek Boas met keizer Jozef II van Oostenrijk de militaire parade op het Plein. Misschien heeft deze gebeurtenis niet plaatsgevonden, maar dat hij hem heeft ontvangen is zeker. Boas stond in hoog aanzien bij het Zweedse koningshuis. In 1780 bezocht koning Gustaaf III hem in zijn woonhuis in Den Haag om daar juwelen te bezichtigen. Ook onderhield de bankier een goede relatie met de Poolse koning Stanislaw August, die hem zelfs had verzocht een van zijn (bastaard)kinderen op te leiden.
Zowel in als buiten Den Haag moet Boas grote indruk hebben gemaakt op Joden en niet-Joden.
Hulp aan Joden
Tobias Boas maakte van zijn connecties bij de Staten-Generaal gebruik op te komen voor het lot van Joden in Oost-Europa. Zo vroeg Boas in 1745 onder meer samen met de familie Gomperts aan de bestuurders van de Republiek om er bij keizerin Maria Theresa op aan te dringen de verdrijving van Joden uit Praag stop te zetten. Later, in 1781, zou Maria Theresa’s zoon keizer Jozef II van Oostenrijk hem in Den Haag komen bezoeken.
In Oost-Europese landen stond Boas bekend als ‘Rebbe Tobia Haag’. Den Haag werd door Boas voor Joden een veel geroemd toevluchtsoord.
Faillissement
Tobias Boas stierf op 18 december 1782 en werd begraven op de Joodse begraafplaats aan de Scheveningseweg. Hij had toen de hoge leeftijd van 85 jaar bereikt. Zijn zonen Abraham en Simeon konden na zijn dood nog slechts tien jaar het bankiershuis voortzetten. Zij kwamen in 1792 in financiële moeilijkheden en waren niet in staat de crediteuren te betalen. De bankiers moesten alle bezittingen verkopen. Alleen de woonhuizen aan de Amsterdamse Veerkade 23 van Simeon Boas en ‘Salomo’s Tempel’ aan de St. Jacobsstraat van Abraham Boas bleven voor de familie behouden.
18 portretten
Sinds december 2015 hangen voor de ramen van het Chaj-centrum in de Spaarwaterstraat 18 portretten van Haagse Joden. Vanzelfsprekend hangt ook het portret van Tobias Boas in deze galerij.
—————————-
verder lezen
D.S. van Zuiden publiceerde in het Jaarboek Die Haghe veel over Tobias Boas:
- ‘De val van een Haagsch bankiershuis’, in: Jaarboek Die Haghe 1919/1920 (Den Haag 1920) pp. 112-126
- ‘Iets over Tobias Boas en zijne relaties met het stadhouderlijke hof’, in: Jaarboek Die Haghe 1932 (Den Haag 1932) pp. 53-6
- ‘Nog meer over Boas’, in: Jaarboek Die Haghe 1933 (Den Haag 1933) pp. 134-146
- ‘Nog iets over Boas’, in: Jaarboek Die Haghe 1935 (Den Haag 1935) pp. 61-64
D.S. van Zuiden, Proeve eener genealogie van de Haagsche familie Boas (Den Haag 1939)
J. Meijer, Zij lieten hun sporen achter. Joodse bijdragen tot de Nederlandse beschaving (Utrecht 1964) p. 95-98
I.B. van Creveld, De verdwenen Buurt. Drie eeuwen centrum van joods Den Haag (Den Haag 1989)
Ook in de Canon van 700 jaar Joods Nederland staat Tobias Boas vermeld. Samenstelling en redactie: Tirtsah Levie Bernfeld en Bart Wallet
Corien Glaudemans, ‘Op zoek naar de ark. De geschiedenis van de Heilige Arke of Aron Hakodesj van de Grote Synagoge in de Wagenstraat’, in: Jaarboek Die Haghe 2015 (Den Haag 2015) pp. 127-151.