Jacob Levie de Reeder, een Haagse pianist en componist (1905-1944)

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Met dank aan A. de Reeder, kleinkind van Jacob Levie de Reeder

Jacob de Reeder achter de piano, omstreeks 1935 –
foto collectie familie De Reeder

Inleiding
De muzikale Jacob Levie de Reeder werd op 25 februari 1905 in Rotterdam geboren als de zoon van Levie de Reeder, een Rotterdamse kelner en Sippora Oesterman. Hij was de jongere broer van de meisjes Jetje en Elizabeth (Betsie). Vader en moeder waren beiden lid van de Joodse gemeente, bij hun trouwen in de synagoge hadden ze om de kerkelijke inzegening gevraagd. Hun zoon Jacob Levie vernoemden zij naar zijn, al jong aan TBC overleden, grootvader. Jacob was muzikaal en bezocht het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 1921 behaalde hij er zijn pedagogische diploma voor de piano.

Een rebels echtpaar
In tegenstelling tot zijn ouders moest Jacob weinig hebben van de Joodse cultuur en religie. Eenmaal volwassen ontmoette hij in Rotterdam Boudewijna Paauwe. Een grotere tegenstelling was nauwelijks denkbaar: zij een plattelandsmeisje uit het Zeeuwse Wemeldinge en dochter van een ‘veldarbeider’ en hij de ambitieuze pianist uit de stad die na het conservatorium de muziek in wilde. Toch was er, naast de liefde, nog iets wat beiden bond: en dat was het feit dat ze allebei grote behoefte hadden tegen de gevestigde orde in te gaan. Zij wilde – hoe dan ook – ontsnappen uit het benauwde en in haar ogen bekrompen boerenleven en vertrekken naar de grote stad. Hij wilde een vrij leven als muzikant, niet langer gehinderd door orthodoxe tradities en wetten. Samen wilden ze de wereld in: recitals geven, zoals Boudewijna dat altijd noemde.

Boudewijna Reeder-Paauwe met baby Paul, 1927 –
foto collectie familie De Reeder

Enfin, toen Jacob 22 en Boudewijna 25 was, trouwden ze op 27 juli 1927 in Den Haag. Daar moest toestemming voor worden gevraagd van het kantongerecht, want blijkbaar waren Jacob z’n ouders het er niet mee eens: een huwelijk met zo’n eigengereide vrouw die niet van Joodse komaf was. Eind van dat jaar werd hun eerste zoon geboren, Paul Louis. Vier jaar later kwam Emile Richard Jacob ter wereld. In 1941, een jaar nadat de oorlog was begonnen, volgde nog een meisje: Emma Albertina Boudewijna. Jacob was op dat moment 36. Sinds 1938 woonde het gezin De Reeder in Den Haag aan de Pletterijstraat 46, vlakbij het nieuwe Joodse weeshuis.

Pianist en componist
Jacob verdiende voor de oorlog de kost als pianist en componeerde enkele muziekstukken. Financieel was dat niet makkelijk. Al in de crisisjaren was het moeilijk rond te komen, maar toen in mei 1940 ook in Nederland de oorlog uitbrak, werd de financiële situatie van het jonge gezin steeds nijpender. Concerten werden nauwelijks nog gegeven. Al snel maakte de Duitse bezetter het optreden van Joodse musici onmogelijk. Reden voor Jacob om te beginnen met het geven van privé-muzieklessen, ook aan niet-Joodse kinderen.

1942 – Gearresteerd
Begin oktober 1942 is Jacob Levie de Reeder in de Haagse binnenstad gearresteerd. Hij verliet kledingzaak C & A, waar hij een kostuum wilde kopen en werd opgepakt in de Grote Markstraat. Het was voor Joden verboden om vóór 15.00 uur te winkelen, bovendien droeg hij geen jodenster. Droeg hij de ster niet uit principe? Of was het per ongeluk, omdat hij kleren was wezen passen en zijn jas had uitgedaan? Wellicht voelde hij zich beschermd door het Sperr-stempel in zijn persoonsbewijs? We zullen het nooit weten.
Jacob Levie de Reeder werd meegenomen naar Huize Windekind aan de Nieuwe Parklaan, waar de Sicherheitsdienst hem verhoorde. In zijn zak vonden de Duitsers een boekje met daarin de namen van zijn ‘arische’ leerlingen. Dat was nóg een overtreding, want als Jood mocht hij aan niet-Joodse kinderen geen les meer geven.

1942- opgesloten in de Scheveningse gevangenis
Het is bijna niet te bevatten, maar voor dit ‘vergrijp’ moest Jacob de Scheveningse gevangenis in, waar hij vier weken met vier anderen in een cel kwam te zitten. De commandant van de Scheveningse gevangenis beloofde Boudewijna dat hij zou vrijkomen. Hij was immers met haar getrouwd, een niet-Joodse vrouw en dus ‘gemengd-gehuwd’.

10 november 1942 – Westerbork
De hoop op vrijlating van Jacob veranderde in grote angst toen hij op 10 november 1942 toch op transport werd gezet naar Westerbork. Voor mensen uit de gevangenis golden andere regels, zo werd hem bij aankomst verteld. Eenmaal in Westerbork kreeg hij voor het eerst de kans om een brief te schrijven aan zijn echtgenote Boudewijna. Baby Emma was toen nog geen jaar oud. Tussen de regels is zijn ontzetting bijna tastbaar: ‘Als je geld nodig hebt, kun je m’n accordeon nog verkopen’, schreef hij. En: ‘Misschien kun je een kamer verhuren. En zeg de levensverzekering NIET op …’

Bezorgde moeder Sippora
Op een dag stond Sippora, de moeder van Jacob, voor de deur bij haar schoondochter Boudewijna. Jarenlang was er geen contact geweest. Maar in haar bezorgdheid om haar zoon wist ze haar trots te overwinnen. ‘Weet jij al wat meer?’, wilde zij weten.
Als Joodse vrouw was ook zij in gevaar. Kleinzoon Paul bracht haar later naar een onderduikadres. Ze wist toen nog niet dat ook zíj – slechts een paar maanden later, in maart 1943 – op transport zou worden gezet naar het vernietigingskamp Sobibór en dat ook Betsie, haar andere kind, met man en (klein)kind zouden omkomen in Auschwitz. Hartverscheurend is de briefkaart die zij vanuit Westerbork ‘maar aan één kant mag beschrijven’ en waarin zij Boudewijna nog feliciteert met de verjaardag van Jacob, niet wetende dat haar zoon vanuit hetzelfde kamp een halfjaar daarvoor al weggevoerd was.

11 november 1942 – deportatie naar Polen
Jacob werd op 11 november 1942 op transport gesteld richting Polen. Dat de treinreis van Jacob vanuit Westerbork in Cosel in Polen zou eindigen, wist toen nog niemand. Op het station in Cosel werden jonge mannen geselecteerd voor arbeid in dwangarbeiderskampen.
Vanaf daar is het spoor van Jacob niet teruggevonden. Moest hij als dwangarbeider werken aan de wegen? Het spoor? Of in één van de munitiefabrieken? Is hij bezweken van uitputting? Vergast? Hoe het ook zij, het gezin De Reeder bleef jarenlang in grote onzekerheid achter. De officiële verklaring van het Rode Kruis volgde pas negen (!) jaar later. Maar de onduidelijkheid bleef. Volgens de overlijdensakte is Jacob Levie op 31 maart 1944 overleden in ‘Midden-Europa’. Waar? Dat is niet bekend.

Hoop, verdriet en woede
Het is niet in woorden uit te drukken hoe ingrijpend, frustrerend en verlammend dit alles heeft uitgewerkt op het jonge gezin De Reeder. De woede om het grote onrecht dat Jacob is aangedaan. De hoop, jarenlang, en misschien wel tegen beter weten in, dat hij toch nog op een dag, ooit, zou terugkeren. Het moet het leven van Boudewijna de Reeder, de vrouw van Jacob, beheerst hebben.

Stolperstein
In de stoep voor zijn woonhuis aan de Pletterijstraat 46 is op 9 maart 2019 een Stolperstein voor Jacob Levie de Reeder gelegd door kunstenaar Gunter Demnig.

Stolperstein voor Jacob de Reeder bij Pletterijstraat 46 in Den Haag –
foto collectie familie De Reeder

Het lied van de Zee door Jacob Levie de Reeder

Jacob Levie de Reeder heeft iets tastbaars nagelaten. In 1929 componeerde hij Het Lied van de Zee, een lied met pianobegeleiding, waarvan de tekst is gebaseerd op een gedicht van Hélène Lapidoth-Swarth. Na de oorlog is deze ballade teruggevonden. Het muziekstuk is in 2007 uitgevoerd door Daniël Wayenberg en mezzosopraan Janine Pas.


Uitvoering van Het Lied van de Zee (te beluisteren via Youtube)