Inleiding
Deze bijdrage over de bontzaak Splitter Frères in Den Haag maakt deel uit van mijn onderzoek naar Joodse ondernemers in Den Haag in de periode 1930-1945.
Van Krakau naar Den Haag
Leib en Helena Splitter-Silberfeld vestigden zich in 1915 vanuit Amsterdam in Den Haag. Voordien had de familie een lange reis achter de rug. Met vijf zonen en een kleinzoon waren de familieleden in 1911 vanuit Krakau in Polen naar Wenen verhuisd en vanuit Wenen naar Antwerpen. In 1914 – aan het begin van de Eerste Wereldoorlog – volgde de vlucht naar Amsterdam, totdat eindelijk wat rust werd gevonden in Den Haag.
Leib Splitter was diamanthandelaar. In de Eerste Wereldoorlog had de diamanthandel zich van Antwerpen naar Scheveningen verplaatst. Daar betrok het gezin een woning in de Maaswijkstraat.
De Splitterfamilie was één van de vele Joodse gezinnen die in de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog, tijdens de oorlog en daarna in Den Haag en vooral in Scheveningen hun toevlucht zochten. De mensen waren op de vlucht voor de oorlog, wilden geen kanonnenvoer worden, en wilden vooral het virulente antisemitisme achter zich laten.
De Splitter broers
Genealogie
Leibel (Leib, Leon) Splitter, Krakau, 15 januari 1857, Den Haag, 10 maart 1941
Chaje Gele (Helena) Splitter-Silberfeld, Krakau, 15 februari 1859, Den Haag, 19 februari 1942
Baruch (Bernhard, Bernard) Splitter, Krakau, 29 november 1886, Midden-Europa, 20 januari 1945
Markus Hirsch (Herman) Splitter, Krakau, 18 juli 1893 te Krakau. Hij overleefde de oorlog. Hij is op 30 december 1957 in Den Haag overleden
Jozef (Joseph) Splitter, Krakau, 15 januari 1888, Auschwitz, 30 september 1942
Izrael (Israel, Isidore, Izidore) Splitter, Krakau, 11 september 1896, Flossenbürg, 23 februari 1945
David Splitter, Krakau, 11 september 1896. Hij overleefde de oorlog
Izrael en David waren tweelingbroers (en dat is duidelijk te zien!)
Bonthandel Splitter Frères
De vijf zonen Splitter kozen niet voor de diamant-, maar voor de bonthandel. De eerste bontzaak opende in 1919 in Den Haag aan de Korte Houtstraat 3. Zeven jaar later vertrokken Markus en David Splitter met hun gezinnen naar Antwerpen en openden daar in 1926 een bontfiliaal aan Leopoldstraat 29-32.
Er kwam ook een Splitter Frères-vestiging in Brussel en een filiaal aan het Koningsplein 3 in Amsterdam. In Parijs heeft Splitter Frères nooit een vestiging gehad, ook al beweerde Friedrich Weinreb anders.
Het hoofdkantoor van de bontonderneming bleef in Den Haag en de firma werd in 1936 een naamloze vennootschap.
Aandelenkapitaal in 1936
Op 10 december 1930 is bonthandel Splitter Frères omgezet in een naamloze vennootschap en in het Handelsregister van Den Haag op 22 januari 1931 ingeschreven. Op 29 september 1936 volgde de inschrijving in het Handelsregister in Amsterdam. De broers Baruch, Josef en Israel waren directeuren, de twee in Antwerpen woonachtige broers Markus Hirsch en David commissarissen.
De vijf broers bezaten allen aandelen in de naamloze vennootschap. Het aandelenkapitaal bedroeg
ƒ100.000,- en was als volgt verdeeld:
Baruch Splitter, 25 aandelen ƒ 25.000,-
Marcus Hirsch Splitter, 25 aandelen ƒ 25.000,-
Jozef Splitter, 8 aandelen ƒ18.000,-
Izrael Splitter, 16 aandelen ƒ 16.000,-
David Splitter,16 aandelen ƒ 16.000,-
Nederlanders en Belgen
De Haagse broers lieten zich in 1927 tot Nederlander naturaliseren en de broers die in Antwerpen verbleven kozen in 1938 voor de Belgische nationaliteit.
Waar woonden zij? De woonadressen in Scheveningen en Antwerpen
In Nederland bleven de broers in Scheveningen wonen en de Belgische broers tot aan de Duitse bezetting in Antwerpen:
Leibel en Helena Splitter, Bosschestraat 172
Baruch Splitter, Mechelsestraat 7 in Den Haag/Scheveningen
Marcus Hirsch Splitter, Leopoldstraat 31 in Antwerpen
Jozef Splitter, Stevinstraat 233 in Den Haag in Den Haag/Scheveningen
Izrael Splitter, Stevinstraat 233 in Den Haag in Den Haag/Scheveningen
David Splitter, Van Eijklaan 17 in Antwerpen
Een chique winkel in Den Haag
In de jaren dertig liepen de bontverkopen voorspoedig. Van een economische crisis was bij de firma Splitter Frères weinig te merken. In 1939 had de firma 65 medewerkers. De jaaromzet in 1939 was ƒ102.619,75 (thans meer dan 1 miljoen euro) en inclusief het filiaal Amsterdam ƒ288.796,-
Omstreeks 1935 besloten de broers uit te kijken naar een pand op een betere locatie, dat werd gevonden aan de Hoogstraat in Den Haag. De beroemde architect Jan Wils verbouwde in 1938 het nieuwe winkelpand. De gevel was met ‘Alviano-Travertin’, een bijzondere natuursteen, bekleed en de ramen deuren waren van donker gepatineerd brons. De vitrine was terugtrokken en de ingang van de bontzaak lag zelfs nog dieper. Op de derde en vierde verdieping vond geen verkoop plaats, maar waren naaiateliers. Het bont werd in de kelderruimte bewaard. Expeditie vond plaats via de Annastraat aan de achterzijde, daar waren ook de kantoren van Splitter Frères.
De Haagsche Courant van 15 mei 1939 was lovend over de nieuwe behuizing:
‘Splitter Frères in een nieuwe omgeving.
De pelterijenhandel Splitter Frères is verhuisd van de Lange Houtstraat naar de Hoogstraat no. 14. Dit pand is geheel verbouwd naar de speciale eischen, welke een bonthandel stelt. Een ruime kelder, waarin plaats is voor plm. 3000 jassen, is ingericht tot het bewaren van bontkleeding der cliëntèle. Qp den beganen grond is de winkelruimte voor het ontvangen der klanten, terwijl op de eerste verdieping de bontjassen getoond en gepast worden. De aankleeding is hoogst modern met fraaie verlichtingsornamenten. Op de bovenste verdiepingen zijn de magazijnen en de ateliers gevestigd. Het moet voor de dames een genoegen zijn zich in deze chique omgeving de bontsoorten te laten toonen.’
Ook de verslaggever van Het Vaderland stak op dezelfde dag zijn enthousiasme over de chique bontzaak niet onder stoelen of banken:
‘De Pelterijenhandel Splitter Frères. die gedurende twintig jaren in de Lange Houtstraat gevestigd was is naar de Hoogstraat 14 verhuisd.
Reeds eenige maanden had de belangstellende de werkzaamheden aan dit gebouw kunnen waarnemen. De bekende architect Jan Wils heeft het oude gebouw in Januari volledig gesloopt, tot zelfs de fundamenten toe. Daarna zijn de werkzaamheden aan het nieuwe gebouw begonnen, hetwelk wij vandaag in ‘ogenschouw’ konden nemen. De heer Wils leidde ons daarbij rond met de gebroeders Splitter.
Beneden vindt men dan een smaakvolle ontvangstruimte, waarna men over een keurige wenteltrap naar de salons geleid wordt, waar de dames de verschillende bontwerken op haar gemak kunnen zien en uitzoeken. Het grootste probleem voor den architect was hier de inrichting. Immers het geheel moet zich aansluiten bij de kostbare mantels — er zijn er bij van vijf a zes mille! — die hier getoond worden. De verdieping bevat twee salons, voor en achter laten reusachtige vensters genoeg licht door om de kleur der mantels geen ‘valschen schijn’ te geven. De salons zijn in lichte kleuren gehouden, met groene vloerbedekking. De bergruimten voor de mantels (zoowel als een brandvrije noodtrap) zijn onopvallend in den muur gebouwd, de kleuren van het hout zijn eveneens licht en rustig gehouden, zoodat men hier op aangename wijze zijn keuze kan doen.
De gordijnen voor het reusachtige raam aan de voorzijde, dus aan de Hoogstraat, verdienen speciale vermelding, zij zijn op Fransche wijze gedrapeerd en geven, ook van buiten gezien een prachtig effect. De dubbele lamp, die voor twee verdiepingen tegelijk dient, is een aardig bewijs van de vindingrijkheid van architect Wils, die de vraagstukken als belichting, comfort en inrichting, volkomen bevredigend heeft weten op te lossen.
Bij het bouwen van dit pand heeft men, naar ons verzekerd werd, voor honderd procent van Nederlandsch fabrikaat gebruik gemaakt. Wij zagen ook het magazijn en ateliers, waarbij wij de verschillende houtbewerkingen van dichtbij konden waarnemen en tot slot daalden wij af naar de kelders, waar een bergkluis is gebouwd, die dient tot bewaring van de in bewaring gegeven bontmantels. Deze kluis is geheel vochtvrij gehouden, terwijl een ‘fan’ de versche lucht van het dak naar beneden pompt zoodat de mantels in een koele atmosfeer hangen, die voor hun ‘gezondheid’ vereischt wordt.
Hel geheel maakt, zooals men uit onze beschrijving kan opmaken een keurigen indruk, terwijl de technische mogelijkheden door den heer Wils volkomen zijn uitgebuit, zoodat de installatie niets te wenschen overlaat.
De gevel tenslotte geeft een waardige verfraaiing aan de Hoogstraat. Smaakvol en niet opvallend is dit pand een aanwinst voor de binnenstad te noemen.’
De vreugde om de nieuwe behuizing zou niet lang duren.
De Tweede Wereldoorlog – de vlucht van Markus en David
Toen de situatie in nazi-Duitsland steeds dreigender werd hebben de broers in Den Haag in 1939 hun niet-Joodse accountant Jan C.W. Polak (zich noemende Onderdenwijngaarden) tot gevolgmachtigde van hun firma benoemd. Ondank zijn zeer Joods klinkende familienaam was Jan Polak niet-Joods, maar stamde af van een Pool die omstreeks 1500 naar Den Bosch was gekomen.
Toen de oorlog uitbrak zijn de in Antwerpse broers Markus en David via Zuid-Frankrijk naar Zuid-Amerika gevlucht. Zij slaagden erin te ontkomen met een grote voorraad pelsen. In Buenos Aires hadden zij in de oorlogsjaren een ijssalon.
De komst van Verwalter Erwin Alscher
Ook de familie in Scheveningen probeerde het bezette Nederland te ontvluchten, maar dat mislukte.
Volgens een aantekening uit 1943 van Omnia, de Duitse organisatie die Joodse bedrijven liquideerde of naastte, was de firma Splitter Frères van groot belang: ‘Das Geschäft zählt zu den ersten in den Niederlanden, die Privatkundschaft stammt aus begüterten Kreisen von Den Haag und der weiteren Umgebung’.
Het bedrijf werd dus niet geliquideerd, het had te grote waarde voor de oorlogvoerende Duitse bezetter. Al op 23 juli 1942 kreeg het bedrijf de kwalificatie ‘Frontkämperbetrieb’. Als Verwalter kwam de Poolse koopman Erwin Alscher, die sinds 1931 in Den Haag aan de Columbusstraat 27 woonachtig was. De Joodse medewerkers van NV Splitter Frères kregen in augustus en september 1942 hun ontslag en vanaf eind 1942 werkte de ‘geariseerde’ firma voor 95% voor de Wehrmacht. De bontzaak maakte onder leiding van de collaberende Verwalter bontmantels voor officieren, bontmutsen voor soldaten en bontschoenen voor soldaten. Alles was nodig voor de strijd in de winter tegen Rusland.
De Belgische tak van Splitter Frères is in 1943 geliquideerd, omdat deze niet voor de Wehrmacht werkte. In 1944 volgde de sluiting van het Amsterdamse filiaal.
De Tweede Wereldoorlog – arrestaties in 1942
De Nederlandse Splitters bleven zoeken naar een oplossing om weg te komen uit Nederland. Max, de zoon van Jozef Baruch, meldde de hele familie aan bij Friedrich Weinreb voor de Weinreb-lijst. Het was een wanhopige poging om op het allerlaatste moment nog een uitweg te vinden. Weinreb had Joden die zich bij hem – tegen betaling – lieten registreren, voorgespiegeld hij hen kon helpen bij een ontsnapping uit bezet Nederland. In werkelijkheid liet hij hen geloven in een fictieve, door hemzelf bedachte, ontsnappingsroute
In september 1942 vonden de arrestaties plaats. Baruch en zijn broer Izrael Splitter en accountant Jan Polak zijn op 8 september 1942 door de Sicherheitsdienst (SD) gevangen genomen. Ook Max en Henri (Heini) Splitter, de zonen van Baruch, zijn gevangengezet. De arrestatie van Jozef Splitter door de SD volgde op 9 april 1943.
Uit het rapport van De Leeuw/Giltay Veth (1976) bleek dat Verwalter Alscher de familie had aangegeven. Irene Splitter-Benholc, de echtgenote van Izrael die met haar dochter de oorlog overleefde, schreef in 1973: ‘Vermoedelijk hadden onze mannen geprobeerd (een deel van) het vermogen van de zaak veilig te stellen. Onze accountant Polak had in elk geval met deze aangifte niets te maken. Als Weinreb dat in zijn boek schrijft is hij er naast’.
Jan Polak heeft tot 13 december 1942 in het concentratiekamp Amersfoort vastgezeten.
In de Scheveningse gevangenis, waar Baruch Splitter met Friedrich Weinreb op één cel kwam te zitten, is hij door Duitse en Nederlandse bewakers ernstig mishandeld en vernederd. Op 3 oktober 1942 is hij gedeporteerd naar Westerbork, waar hij andere familieleden terug zag. Hij vertelde hen dat Weinreb hem had uitgehoord over dingen die zijn bedrijf en zijn vermogen betroffen, en dat hetgeen hij had verteld later tegen hem was gebruikt.
Op 20 februari 1943 is Bernhard Splitter doorgestuurd naar concentratiekamp Vught en een maand later teruggestuurd. Op 23 maart 1943 is hij via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd en daar in Midden-Europa op 20 januari 1945 vermoord.
Concentratiekamp Vught – de Splitter-afdeling
In het concentratiekamp Vught was een afdeling van Splitter. In deze werkplaats werkten Baruch Splitter en ook andere Haagse bontwerkers zoals Moritz en zijn zoon Joseph Sachs en Max en Henri Splitter, de zonen van Baruch. Ook bontwerkers uit het Amsterdamse filiaal, zoals Benjamin Vischjager en Meijer Polak kwamen te werken in de Splitter-afdeling in Vught.
Na de opheffing van de Splitterafdeling zijn de broers Splitter naar Westerbork gedeporteerd. Van de Haagse tak zouden uiteindelijk alleen Amelie Splitter-Rapaport, de vrouw van Max Splitter, Irene, de vrouw van Izrael, en hun dochter Stella de deportaties overleven.
Na de bevrijding – heropening en sluiting van Splitter Frères
Na de bevrijding trad Jan Polak/Onderdenwijngaard opnieuw op als zaakwaarnemer voor de firma Splitter Frères. Hij was daartoe in september 1945 aangesteld door de militaire commissaris voor de provincie Zuid-Holland.
Na de teugkeer van David en Markus Hirsch uit Amerika zijn in 1946 de bonthandels in Den Haag en Amsterdam heropend en opnieuw opgebouwd. Ook Irene and Stella Splitter werkten in de heropende zaak. Toen in 1949 het bericht binnenkwam dat Toen in 1949 het bericht binnenkwam dat ook Izrael Splitter was vermoord, besloten zij Nederland te verlaten en te emigreren naar de Verenigde Staten.
In 1961 sloot de winkel aan de Hoogstraat 14 en in 1968 die aan het Koningsplein in Amsterdam. Volgens de advertentie in Het Parool waren er geen nabestaanden die de zaak wilden overnemen.
Stolpersteine voor de familie Splitter
In de Mechelsestraat en in de Maastrichtsestraat in Scheveningen zijn omstreeks 2015 stolpersteine geplaatst voor de vermoorde gezinsleden Splitter
Maasstrichtsestraat 70: Max Splitter
Mechelsestraat 7: Baruch Splitter, Henry ‘Heini’ Splitter, Ida (Jochwet) Splitter-Splitter
Stevinstraat 227: Jozef Splitter, Harry Splitter, Ruth Francis Splitter-Türk, Charles Splitter
Stevinstraat 233: Izrael Splitter
Bronnen
NIOD, Omnia, toegangsnummer, 94f inv. 1135, 5627 en 5647
D. Giltay Veth en A.J. van der Leeuw, Rapport door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie uitgebracht aan de minister van Justitie inzake de activiteiten van drs. F. Weinreb gedurende de jaren 1940-1945, in het licht van nadere gegevens bezien (Den Haag, 1976)
Stadsarchief Amsterdam en Gemeentearchief Den Haag, Bevolkingsregisters
Felix Archief Antwerpen, Vreemdelingenregistratie
Digitaal Joods Monument
Arolsen Archives, Joodsche Raadkaarten en registratie Concentratiekamp Vught
Kranten geraadpleegd via de website Delpher.nl
Herman van Bergeijk, Jan Wils. De stijl en verder (2007) p.102
Portretten bij Felix Archief Antwerpen en op de website geni.com
Met dank aan Raymund Schütz, Wim Mertens en medewerkers van het Nationaal Monument Kamp Vught