De Bijenkorf

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail
De Bijenkorf in 1926 - collectie Haags Gemeentearchief

De Bijenkorf in 1926 – collectie Haags Gemeentearchief

Winkels met Joodse eigenaren waren na 1920 niet alleen in de Joodse Buurt maar overal in het centrum van Den Haag en ook daarbuiten te vinden. Grootwinkelbedrijven als De Bijenkorf, HEMA, Maison de Bonneterie, ETAM, modezaak Gerzon, of kledingmagazijn Gazan hadden Joodse eigenaren.

Magazijn De Bijenkorf

Simon Philip Goudsmit opende samen met Abraham Salomon Polak in 1870 een kleine fourniturenwinkel onder de naam Polak en Goudsmit aan de Amsterdamse Nieuwendijk 132. Als Goudsmit in 1889 sterft, neemt zijn voortvarende neef Arthur Isaac (1866-1932) het roer over. In 1892 kreeg de winkel de naam ‘Magazijn de Bijenkorf’. De winkel adverteerde aanvankelijk voor personeel in Joodse kranten en was tot 1914 op zaterdag dicht en op zondag geopend. Ook daarna was de zaak nog vele jaren gesloten op Joodse feestdagen en Grote Verzoendag. Arthur Isaac verplaatste in 1909 de winkel naar het Damrak en maakte van de winkel een warenhuis.

Een ‘wereldstadmagazijn’ aan de Grote Marktstraat

Na de grote doorbraak in de Haagse binnenstad in 1922 ontstond de Grote Marktstraat. In 1923 kocht de directie van de Bijenkorf een bouwterrein aan de Grote Marktstraat in Den Haag met het plan hier een groot filiaal van het warenhuis te vestigen. Uit een aantal befaamde architecten koos men Piet Kramer. Hij maakte een ontwerp in de stijl van de Amsterdamse School. Op 25 maart 1926 opende De Bijenkorf vol trots in Den Haag zijn tweede warenhuis. De kranten schreven dat Den Haag echt een behoefte had aan een ‘wereldstadmagazijn’. De Haagse bevolking keek wekenlang uit naar de opening. Op 25 maart stonden lange rijen mensen te wachten in de Grote Markstraat totdat ze de nieuwe winkel konden binnengaan. Vooral de eerste Nederlandse roltrap in De Bijenkorf oefende een magische aantrekkingskracht uit op het winkelend publiek.

De beste Nederlandse kunstenaars uit de jaren twintig van de twintigste eeuw werkten mee aan de beeldhouwwerken aan de gevels en aan het houtsnijwerk in het trappenhuis van het warenhuis. Het oorspronkelijke interieur is na de verbouwing in 1962 sterk gewijzigd, waarbij de hoge vide met galerijen en de lichtkap verdwenen. Behouden bleef het hoofdtrappenhuis met de mooie gebeeldhouwde houten trappen en de plaquette in het trappenhuis die het Amsterdamse personeel bij de opening van de Haagse Bijenkorf in 1926 aan de directie heeft aangeboden. Ook het fraaie gebrandschilderde glas in de vensters van het trappenhuis is nog aanwezig. Het gebouw is thans een rijksmonument.

Alfred Goudsmit, zoon van oprichter Simon Philip Goudsmit, trad in 1926 toe tot de directie van het nieuwe Haagse filiaal. Toen Arthur Isaac in 1928 vanwege een slechte gezondheid terugtrad, kreeg Alfred Goudsmit (1886-1973) de algehele leiding over het bedrijf.

Plaquette uit 1926 in het trappenhuis van De Bijenkorf

Plaquette uit 1926 in het trappenhuis van De Bijenkorf

Dochtermaatschappij HEMA

De Bijenkorf besloot ook mensen met een lager inkomen te bedienen. Dochtermaatschappij HEMA (Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam) opende in 1926 in Amsterdam haar deuren. In 1928 volgde ook een HEMA in de Vlamingstraat in Den Haag. Het bestuur van de HEMA bestond uit dezelfde personen als de Raad van Bestuur van De Bijenkorf.

Een Joods familiebedrijf

Tot aan de Tweede Wereldoorlog was De Bijenkorf nog steeds een Joods familiebedrijf en was een deel van het personeel Joods. Op 1 mei 1940 hadden De Bijenkorf en de HEMA ongeveer 5000 personeelsleden, waarvan er ongeveer 1000 een Joodse achtergrond hadden.

De oorlogsjaren

De oorlogsjaren waren ook in de geschiedenis van De Bijenkorf een zwarte periode. Onder de naam Bijko Priora richtten de Joodse eigenaren in november 1940 een vennootschap onder firma op en droegen hieraan de meerderheid van de aandelen over. De Duitse bezetter verklaarde deze overdracht ongeldig en de Duitse firma Reinsch & Held en een zekere Fritz Kötter namen vervolgens de aandelen over. De familie Isaac dook onder en Alfred Goudsmit vluchtte naar de Verenigde Staten. Na de oorlog keerde slechts een klein deel van de Joodse personeelsleden terug, 737 personeelsleden zijn door de Nazi’s vermoord.

Herstel na de Tweede Wereldoorlog

Na de bevrijding kwam het vermogen van De Bijenkorf onder het Nederlands Beheersinstituut en konden de oorspronkelijke aandeelhouders in hun rechten worden hersteld. Teruggekeerde familieleden bouwden na de oorlog de warenhuizen De Bijenkorf en de HEMA opnieuw op. Een tweede filiaal van de HEMA kwam in 1962 aan de Grote Markstraat. Het oude filiaal aan de Vlamingstraat is spoedig daarna gesloten. In 1980 trad het laatste familielid uit het bedrijf terug.