Mr. L.E. Visser-Jaarlezing op 25 juni 2015 in het gebouw van de Hoge Raad Den Haag

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail
Prof.dr. Ernst Hirsch Ballin hield op 25 juni 2015 de eerste Mr. L.E. Visser-Jaarlezing - foto Liliane Pelzman-Kiek

Prof.dr. Ernst Hirsch Ballin hield op 25 juni 2015 de eerste Mr. L.E. Visser-Jaarlezing –
foto Liliane Pelzman-Kiek

Door Martin Driessen

In de grote zittingszaal van de Hoge Raad heeft Prof.dr. Ernst Hirsch Ballin onder grote belangstelling de eerste Mr. L.E. Visser-Jaarlezing uitgesproken onder de titel ‘Recht in bange tijden’. Centraal stond de persoon van Mr. L.E. Visser, president van de Hoge Raad vanaf 1939 en, vanwege zijn Joodse afkomst, in november 1940 van zijn functie ontheven en op 1 maart 1941 ontslagen. Visser had een vooruitziende blik en nam consequent stelling tegen de opeenvolgende anti-Joodse maatregelen van de bezetter en wees elke vorm van compromis en samenwerking af.

Schilderij van Mr. Lodewijk Ernst Visser
De president van de Hoge Raad, de heer Mr. Maarten Feteris, wees aan het begin van zijn openingsspeech op het schilderij van Visser, dat voor deze gelegenheid van zijn kamer naar de zittingszaal was overgebracht. Een bijzonder eerbetoon aan een bijzondere man.
De president vond het een eer dat de eerste Mr. L.E. Visser-Jaarlezing in het gebouw van de Hoge Raad kon plaatsvinden en waardeerde het initiatief van de Stichting Joods Erfgoed Den Haag.
Hij gaf daarna een overzicht van de functies van Visser binnen de rechterlijke macht en benadrukte diens standvastigheid tijdens de oorlog, zeker wat betreft het handhaven van de rechtsgelijkheid voor het Joodse bevolkingsdeel. Hij sneed ook de rol van de Hoge Raad aan na het ontslag van Visser: geen collegiaal protest, het werk werd voortgezet. Wat Visser was overkomen werd weggedrukt en na de oorlog was Visser ‘vergeten’.
Bij het zien van het schilderij van Visser op zijn kamer, vraagt de president zich nog steeds af: ‘Hoe heeft dit alles kunnen gebeuren?’ Een mooi vooruitzicht dat hij de toehoorders bood, was dat de grote zittingszaal in de nieuwbouw van de Hoge Raad de naam van Visser zal gaan dragen.

Educatie en voorlichting
Hierna ging de voorzitter van JEDH, de heer Martin Driessen, in op het initiatief dat de stichting in 2014 nam om een Jaarlezing in het leven te roepen en het verbinden daaraan van de naam van mr.dr. L.E. Visser. Driessen ging in op de lotgevallen van de Joodse Hagenaars in de jaren 40-45. In die periode van intimidatie en terreur van de kant van de bezetter is de naam van Visser de metafoor van standvastigheid en ‘de rug recht houden’. Hij benadrukte dat educatie en voorlichting naar de jonge generatie van groot belang zijn. Het recht van het individu en het recht van groepen met een eigen identiteit, is een kostbaar en kwetsbaar goed, waard en gewenst om te verdedigen. Tot slot dankte hij de nabestaanden van Mr. Vissser voor hun toestemming om de naam van hun prominent familielid te verbinden aan de Jaarlezing van de stichting. Ook ging zijn dank uit naar de president van de Hoge Raad en zijn staf en de bestuursleden van JEDH.

Mr.dr. L.E. Visser omstreeks 1940 - collectie Haags Gemeentearchief

Mr.dr. L.E. Visser omstreeks 1940 – collectie Haags Gemeentearchief

‘Recht in bange tijden’ door prof.dr. Ernst Hirsch Ballin *)
Prof. Ernst Hirsch Ballin begon zijn lezing met het statement niet geaarzeld te hebben de eerste Mr. L.E. Visser-Jaarlezing te houden. Hij gaf aan dat het uitgangspunt van Visser was, dat de beginselen van het Nederlands recht bescherming hadden gegeven aan de waardigheid van het Joods zijn en dat hij daarop vertrouwde. Visser protesteerde al in 1935 bij het aannemen van de Neurenberger rassenwetten in Duitsland. In 1939 werd hij president van de Hoge Raad. Ten tijde van bezetting conformeerde de Hoge Raad aan zich aan het beleid van de bezetter. Visser protesteerde in oktober 1940 tegen de zogenaamde Ariërverklaring, waardoor de ambtenarij en dus ook de rechterlijke macht van joden werden gezuiverd. Met het zogenaamde toetsingsarrest van januari 1942 legitimeerde de Hoge Raad in feite wat de bezetter verordonneerde door dit gelijk te stellen aan Nederlandse wetgeving, zonder toetsing aan het internationale recht.
Op 1 maart 1941 werd Visser ontslagen. Collegiaal protest bleef uit. Hirsch Ballin velde geen oordeel over de ambtsdragers van toen, maar benadrukte dat het verleden ons kan voorbereiden op ons toekomstig onderscheidingsvermogen. Visser, en met name ook Titus Brandsma, gestorven in kamp Dachau, waren dragers van bemoediging en hoop.

Scheiding der geesten ontstond tussen Visser en David Cohen, voorzitter van de Joodsche Raad; de laatste koos voor een beleid om ‘van de bestaande situatie het beste te maken’. Visser bleef zijn verzettende houding volhouden, ondanks het risico van arrestatie en deportatie. Op 17 februari 1942 stierf hij.

Het gemak waarmee de bezetter de Joodse gemeenschap kon isoleren, was wellicht deels te verklaren uit het feit dat de emancipatie van Joodse burgers nog onvoltooid was, ondanks de burgerlijke gelijkstelling van 1796. Door de bevrijding uit het getto konden meer Joden zich universitair scholen; vaak kozen zij voor de rechtsgeleerdheid. De rechtsgelijkheid kon door Joodse juristen in de praktijk worden gebracht. Echter, de nazi-ideologie stond scherp vijandig tegenover ‘de beschermende rechtsorde’ en kon tegelijk voortbouwen op het heersende antisemitisme. Daarin paste ook de mythe van complotterende Joden in hun wereldwijd ‘project’. De nazi-ideoloog Rosenberg fulmineerde tegen vreemde invloeden op de Germaanse eer en kwam met het begrip ‘rasbescherming’. Visser en mensen als Ben Telders en Rudolph Cleveringa doorzagen die ontwikkeling; daarop was hun protest gebaseerd.

Tegenwoordig wordt sterk het standpunt verdedigd dat de vrijheid van meningsuiting ook het beledigen en kwetsen van mensen omvat, zolang ze niet tot geweld oproepen. Door die houding wordt de juridische basis voor actie tegen antisemitisme ondermijnd. Het zal er dan nog meer op aankomen, dat de waarde van wederzijds respect in de samenleving wordt onderhouden.

De Joodse identiteit is complex en kent religieuze, culturele en etnische dimensies. De dynamiek van het antisemitisme ligt, volgens spreker, in het feit dat willekeurige opvattingen over identiteit worden verabsoluteerd en de afwijkende of onbegrepen identiteit tot vijand wordt gemaakt.
Grote theologen uit Jodendom, Islam en Christendom zochten al in vroeger eeuwen, bijvoorbeeld in de tijd van Al-Andalus, de waarheid voorbij confessionele scheidslijnen; fundamentalisten weigeren dat en staan andersdenkenden naar het leven. Het is de aard van de antisemitische ideologie, niet te aanvaarden dat er mensen zijn met een identiteit die zich tegelijk van de omgeving onderscheidt maar tegelijk daarmee verbonden is. Dit was wat de Joodse identiteit deed na ‘out of the ghetto’.

Hirsch Ballin stelde dat de universele gelijkwaardigheid van ieder mens een ‘horror’ is voor bewegingen die de mensheid in soorten willen indelen en hun eigen soort superieur achten.
De bezetenheid van die gedachte heeft steeds weer geleid tot geweld en oorlog, tot op de dag van vandaag. En omgekeerd: wie de eigen eigenheid aanvaardt in het besef van de diversiteit, draagt de kiem van vrede in zich en draagt hoop uit, dat het recht die vrede zal garanderen.

In het begin van de bezettingsjaren voorzag Visser goed, waar de antisemitische politiek van de bezetter toe kon leiden. Maar hij hield hoop; niet tegen beter weten in, maar omdat hoop uiteindelijk het enige is dat mensen laat overleven. ‘Die Hoffnung stirbt zuletzt’.

Hirsch Ballin sloot af met een omschrijving van de kern van het handelen van Mr. Visser:
“De geschiedenis kan ons aan het denken zetten en vormen, misschien zelfs bijdragen aan oplettendheid, waar die van ons wordt gevraagd. Lodewijk Ernst Visser, president van de Hoge Raad der Nederlanden, was oplettend tot het uiterste, en handelde daarnaar. Hij deed een beroep op het recht, ook jegens de bezetter die onrecht bracht. Dat was niet alleen een greep naar de reddingsboei die al wegspoelde, maar ook het meest principiële antwoord dat het nationaalsocialisme kon krijgen. Zijn verankering in de waarden van het ‘Recht in bange tijden’, maakt hem voor ons tot iemand die de hoop op betere tijden levend hield”.

*) Samenvatting, incl. citaten uit de Jaarlezing van prof.dr. Ernst Hirsch Ballin.

—————————-

Verder lezen
De volledige tekst van de lezing is opgenomen in een verzameling van essays die in april 2016 bij uitgeverij Querido is verschenen:
Ernst Hirsch Ballin, Tegen de stroom. Over mensen en ideeën die hoop geven in benarde tijden (Amsterdam 2016) 150 blz.

Lees ook het eerder verschenen artikel op de website over mr.dr. L.E. Visser.