Jom Hasjoa bijeenkomst – toespraak burgemeester Jozias van Aartsen

FacebooktwitterredditpinterestlinkedinmailFacebooktwitterredditpinterestlinkedinmail
Monument Gedempte Gracht

Monument Gedempte Gracht

Op zondag 19 april 2015 tijdens de Jom Hasjoa bijeenkomst in de Kloosterkerk hield burgemeester Jozias van Aartsen de volgende toespraak om de slachtoffers van de Sjoa te gedenken.

Het bruidspaar en de wederzijdse ouders kijken ons glimlachend aan. Iedereen is keurig gekleed. Allen dragen een corsage. Hij is 33, zij 26 en ze woont nog bij haar ouders aan de Mijdrechtstraat, een zijstraat van de Pletterijkade. Aan die kade stond ooit de eerste stoommachine van Den Haag, in de Koper- en IJzerpletterij van Lion Israël Enthoven. Haagse industriële geschiedenis. En een voorbeeld, één uit vele, van de bijdrage van Joodse Hagenaars aan de ontwikkeling van deze stad.

Het is woensdag 29 juli 1942 als Betje Poons in het huwelijk treedt met Emanuel Blok. En daarom draagt iedereen niet alleen een feestelijke corsage, maar ook de sinds drie maanden verplichte Jodenster. Een aangrijpende foto. Op het moment dat hij gemaakt werd, stond de Duitse bezetter op het punt een einde te maken aan eeuwenlang Joods leven in Den Haag.

Even later zouden ook vanuit onze stad, die na Amsterdam de grootste Joodse gemeenschap van Nederland herbergde, de deportatietreinen gaan rijden. Eerst rechtstreeks naar Westerbork, later via Vught. Maar de eindbestemming was steeds hetzelfde: Auschwitz, Sobibor, Bergen-Belsen, Theresienstadt. En in nog geen jaar tijd waren Betje, Emanuel, hun ouders, hun broers en zussen en vele andere bruiloftsgasten opgeslokt door de vernietigingsmachinerie van de nazi’s. Alles wat hen overbleef, waren hooguit wat foto’s. Hun levens uitgewist, hun lichamen verbrand, hun bezittingen geroofd.

Komende maand is het zeventig jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog in Nederland ten einde kwam. Een van de meest dramatische episodes uit de geschiedenis van Den Haag. 15.000 inwoners overleefden de oorlog niet. 12.000 van hen waren Joods. Mannen en vrouwen. Kinderen en bejaarden. De moord op onze Joodse stadsgenoten is en blijft de grootste ramp die Den Haag ooit getroffen heeft.

Wie ernaar op zoek gaat, vindt in onze stad talloze plekken die herinneren aan die donkere jaren. Maar ook aan ongelooflijke, bewonderenswaardige moed en rechtschapenheid. Ook dit jaar vindt in Den Haag de manifestatie Open Joodse Huizen plaats. Vorig jaar werd in dat kader herinnerd aan de advocaat Ernst Lodewijk Visser, die hier vlakbij woonde, in de Hartogstraat. Hij zat al vroeg in het verzet en weigerde de ster te dragen. Hij werd gearresteerd en naar Mauthausen gedeporteerd, waar hij is vermoord.

Zijn vader was de jurist Lodewijk Ernst Visser, meer dan een kwart eeuw lid van de Hoge Raad en in 1939 benoemd tot president van dit hoogste rechtscollege. Voor de oorlog had hij zich ingezet voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Na zijn ontslag in het najaar van 1940 – waartegen zijn collega’s geen enkel protest aantekenden – heeft Visser verschillende malen bij de Duitsers geprotesteerd tegen antisemitische maatregelen. Ook wees hij iedere samenwerking met de bezetter af en weigerde hij een persoonsbewijs met een J in ontvangst te nemen. Via zijn zoon raakte hij betrokken bij de Parool-verzetsgroep. Nadat de synagoge in de Nieuwe Molstraat door nazi-sympathisanten was geplunderd, toog Visser – die niet godsdienstig was- demonstratief met gebedskleed en gebedenboek ter synagoge.
Visser heeft de deportaties en de dood van zijn zoon niet meer moeten meemaken: hij overleed in februari 1942. Rabbijn Maarssen leidde zijn begrafenis. Mevrouw Visser-Wertheim weigerde later pertinent te worden vrijgekocht en stierf in kamp Westerbork.

Herinneringen aan Joodse Hagenaars. Mensen die tot voor kort onbekend waren, zoals Betje Poons en Emanuel Blok en die dankzij het digitaal Joods Monument en de ‘Stolpersteine’ op straat uit de anonimiteit zijn gehaald. Bekende historische figuren, sommigen bij leven al hooggeëerd, zoals Lodewijk Ernst Visser. Allemaal kwamen zij in de jaren 1940-1945 in die gruwelijke maalstroom terecht, waaruit zo weinigen zich wisten te redden. Een maalstroom, welteverstaan, door mensenhand gecreëerd.

Aan ons de verplichtende taak racisme en antisemitisme, in welke vorm dan ook, te blijven bestrijden. En de Hagenaars van nu en morgen duidelijk te maken waartoe onverdraagzaamheid en rassenwaan kunnen leiden. Oók wanneer er geen ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog meer in leven zijn. En daarom is het zo goed dat juist de laatste tijd, meer dan voorheen, aandacht wordt besteed aan de geschiedenis van Den Haag tijdens de oorlog. Ook het Haags Gemeentearchief draagt hier – uiteraard – aan bij.

Het doorvertellen van het verhaal van toen aan de komende generaties, dat is misschien nog wel het allerbelangrijkste. Begin deze maand overleed op 90-jarige leeftijd Rolf Nihom. Het was in hoge mate aan hem te danken dat er in de Fischerstraat, op de locatie van het voormalige Joodsch Lyceum, een herdenkingsplaquette kwam. In de twee huidige scholen in de buurt heeft oud-wiskundeleraar Nihom zijn geschiedenis en die van zijn vermoorde klasgenoten tot op hoge leeftijd verteld aan de schoolkinderen van nu, van wie velen de Nederlandse oorlogsgeschiedenis niet van huis uit hebben meegekregen. Nu hij er niet meer is, moeten wij zijn werk voortzetten en zijn verhaal doorgeven.

En als wij dadelijk van hier op weg gaan om bloemen te leggen bij de voormalige synagoge, de huidige moskee in de Wagenstraat en het Joods Kindermonument op het Rabbijn Maarssenplein, dan herdenken wij niet alleen de 12.000 vermoorde Joodse mannen, vrouwen en kinderen. Met iedere bloem die wij neerleggen, zeggen wij ook: vergeet niet hoe het begon. Laat het nooit meer zover komen.